Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

De Graaf's vis- en delicatessenhandel vanaf 1925

Fahrenheitstraat/Thomsonlaan
Maarten de Graaf aan het woord tijdens de gesprekstafel.

DE GRAAF’S VIS- EN DELICATESSENHANDEL VANAF 1925

Verhaal van Maarten de Graaf

De vader van de heer De Graaf (geboren te Den Haag in 1920) wilde een eigen viswinkel en startte daarmee in 1925 op de hoek van de Hanenburglaan en de Ieplaan.

Thomsonlaan 98-a
Viswinkel

In 1943 moest het gezin daar weg vanwege de aanleg van de tankgracht. Het gezin verzette zich en kon uiteindelijk niet meer weg toen er betonnen blokken (asperges?) voor de deur werden geplaatst. Op zoek naar een nieuw winkelpand en een woning kregen ze op het Lijsterbesplein een pand toegewezen, maar door bemoeienis van een NSB-er, kon de aannemer niet met zijn werk beginnen. De moeder van het gezin (een zoon en twee dochters) heeft dagen op de afdeling huisvesting gezeten, wat uiteindelijk resulteerde in het pand aan de Thomsonlaan.

“Er had een wolwinkel in gezeten. Er moest dus grondig verbouwd worden om aan de eisen van een viswinkel te voldoen. Het behang moest eraf, de muren werden getegeld, er werd gewit en er moest een granieten vloer in de winkel. Er waren toezeggingen gedaan dat alles werd vergoed, maar vader en moeder draaiden voor alle kosten op.”

Zeevaartschool

“Ik had geen hekel aan de winkel, je groeide er gewoon mee op. Eigenlijk wilde ik gaan varen, maar werd afgekeurd voor de Zeevaartschool. Toen ik bij een herkeuring werd goedgekeurd, bleek er geen plaats te zijn. Ik ben toen vervroegd in militaire dienst gegaan en wilde bij de jagers van de Marine. Een klant kon wel een goed woordje voor me doen, maar uiteindelijk bleek ik een centimeter te kort om door de keuring heen te komen. Het advies van de dokter was om een tijdje te wachten met aanvragen van een herkeuring, want dan zou die centimeter er wel aankomen zijn, maar toen brak de oorlog uit.”

Fahrenheitstraat/Thomsonlaan Bij jubilea stond de winkel vol bloemstukken van tevreden klanten.

“In het allereerste begin werkte ik op kantoor en hielp ’s avonds (de winkel was tot 20.00 uur open) en in mijn vrije tijd mee in de zaak. Tijdens de oorlog was er, behalve in de hongerwinter, genoeg visaanvoer. De Duitsers stonden toe dat er vlak voor de kust werd gevist. Ook was er aanvoer uit de binnenwateren. De vis werd via de veiling aangekocht. Het was wel moeilijk om dagelijks alles op tijd klaar te krijgen en te zorgen dat er voldoende keus was voor de klant.
In de oorlog heb ik een tijdje ondergedoken gezeten in Brabant. Toen ik daarvan terugkeerde bleek de zaak uitkomst te bieden in het vinden van werk. Doordat er weinig personeel te krijgen was, ben ik bij mijn vader gaan werken. Daarvoor moest ik eerst wel een examen afleggen, maar de praktijkervaring deed je in de winkel op. Mijn vader leerde me alle kneepjes van het vak van vishandelaar. Daarnaast heb ik ook veel van collega’s geleerd.”

Transportfiets

“’s Morgens om 6.00 uur stonden we op, omdat de veiling om 7.00 startte. Eerst zochten we uit welke vis we wilden hebben, vervolgens werd de vis afgeslagen. De opdracht van vader was steeds: als je iets wilt hebben, zorg dan dat je het krijgt! Dan betaal je er maar iets meer voor.” Soms werd de vis thuis bezorgd, maar vaak namen we de waar zelf mee op de transportfiets, een fiets met vóórop de bagagedrager. Daar kon wel 100 kg op vervoerd worden. Er moest soms twee, drie keer heen en weer gereden worden om alles in huis te krijgen. In 1959, toen alle drie de kinderen hun rijbewijs hadden, werd er een auto met aanhanger aangeschaft.”

“We hadden een goed ingerichte winkel. Mijn vijf jaar oudere zuster was het organisatietalent in de familie. Zij richtte zich vooral op vernieuwing van producten. Naast de vis werden er delicatessen ingekocht. Iedere maand ging mijn zus naar de bijeenkomst van de landelijke comestiblesvereniging, die eerst in Barneveld en later in Doorn plaatsvond. Daar proefden en bespraken ze nieuwe producten en konden bestellingen worden geplaatst. Ze richtte de etalage in en stelde kerstpakketten samen, maakte zelf salades, organiseerde leuke acties als de zaak jubileerde (om de vijf jaar), kortom ze was de motor van de winkel. Mijn andere zuster was wat meer op de achtergrond aanwezig.”

Fahrenheitstraat/Thomsonlaan ... bloemen - ook in de etalage: hier zit nu Atelier Valkenbos.

“De klantenkring bestond uit aardige mensen, waarvan je de omstandigheden kende. Trouwden de kinderen hiervan, dan kwamen zij ook weer in de winkel hun bestellingen doen.”
“Er waren wel eens kleine diefstallen. Zo zagen we een keer dat een mevrouw, waar je het helemaal niet van verwacht, haar zakken vulde met de blikjes die in een mand klaar stonden voor de verkoop. In een onbewaakt moment heeft iemand de nieuwe producten die op de toonbank stonden laten verdwijnen. Natuurlijk kwamen er ook klanten voor de sociale contacten. Eén meneer kwam altijd heel vroeg, voordat de mannen van de afslag terugkwamen. Hij kreeg altijd een kopje koffie van de thuisgebleven zuster. Ze had wel meer klanten die voor een praatje speciaal voor haar kwamen.”

“Soms kom ik nog wel eens oud-klanten tegen, want ik ben natuurlijk altijd in de buurt blijven wonen. In het verpleegtehuis, waar mijn jongste zuster verblijft, herkende iemand me nog van vroeger.”

Vakantie

“Vader vond vakantie belangrijk, hij zorgde voor voldoende tijd voor rust.. De winkel ging in het begin veertien dagen dicht en later werden het zelfs drie weken.”

“Kerstmis was een bijzondere periode. Het waren zware dagen, maar er was nooit spanning. In de winkel heerste een gezellige sfeer. Wel was je na zo’n periode afgepeigerd, maar kerst vierde je zoals iedereen. We hadden een vaste, grote klantenkring, waaronder het Juliana Kinderziekenhuis en het Rode Kruis Ziekenhuis. Maanden voor kerst moest er bij de comestiblesvereniging worden opgegeven welke producten er nodig waren voor de pakketten. Vader was kieskeurig. Er ging niets boven eersteklas kwaliteit en vers gemaakte producten. Daarmee heeft hij ook naam gemaakt. Hij leverde aan mensen in het Westland en zelfs Brabant. Daar woonde iemand die voor meerdere gezinnen tegelijk vis mee nam. Van concurrentie was weinig te merken, ondanks de viswinkels in de Goudenregenstraat en op het Thomsonplein.”

Veranderingen

“Tegenwoordig wordt er veel meer kant en klaar aangeleverd. Er zijn meer beperkingen ten aanzien van de aanvoer van vis, de afslag gaat elektronisch en er zijn steeds meer regels en wetten waaraan de vishandelaar moet voldoen.”
“Alle drie zijn we nooit getrouwd geweest en hebben samen boven de winkel gewoond, totdat de gezondheid roet in het eten gooide. We hadden met elkaar afgesproken dat, zolang moeder nog leefde, we de zaak zouden voortzetten. Vader was in 1969 overleden en moeder is 92 jaar geworden.”

“In 1989 gingen we vanwege een bruiloft van een familielid naar Kenia. Daar kregen we van familie en vrienden steeds het advies om toch te stoppen met de winkel. Inmiddels was ik 69 en mijn zuster die meehielp was 74 jaar oud. Eind 1989 was het dan zover. De winkel is apart verkocht en wij bleven alle drie er boven wonen. Als afscheid organiseerden we feestelijke afscheidsavonden en –middagen in Het Hofje van Nieuwkoop, zowel voor de leveranciers als voor de klanten. Van de klanten kregen we wel 120 bloemstukken, veel kaarten en bonbons. Op 21 maart 2008 is mijn zus overleden en in mei van hetzelfde jaar verhuisde mijn andere zus naar een verpleeghuis.”

“Er zit nu een poppenhuiswinkel in het pand. In de buurt bestaan geen ouderwetse viswinkels meer. Toch heb ik nog steeds contacten uit de oude tijd, maar dat worden er allengs minder.”