Wielen weg, dikke pech
In mijn jeugd, tussen 1945 en 1955, was het gewoon dat alleen de vaders buitenshuis werkten. De moeders waren thuis. Ze zorgden voor de kinderen, maakten het huis schoon, zeemden de ramen, veegden de stoep, poetsten de deurbel, brievenbus en de deurknop en deden de was. Er was dus altijd iemand thuis.
De vaders gingen op hun fiets naar hun werk. Mijn vader werkte bij de PTT. Andere vaders hadden een andere baan, op kantoor of in een winkel. Ik herinner mij dat in onze straat, de Jan de Weertstraat, twee broers in één huis woonden. Een van die broers was blind. Samen gingen ze naar hun werk. Op een tandem.
Maar bij één gezin in de straat was iets bijzonders aan de hand. Zij hadden een auto! En wat voor een. Het was een blauwe driewieler. Een autootje met een cabine voor twee personen en een achterbak. Eén wiel voor en twee aan de achterzijkanten. Dit vervoermiddel had de vader van het gezin nodig voor zijn werk. Hij was namelijk groenteman. Ergens in het centrum van de stad.
's Ochtends hoorden we hem vertrekken. De motor pruttelde en de straat zag blauw van de rook. Dan ging hij eerst naar de groenteveiling en vervolgens naar zijn winkel. In de achterbak stonden dan houten kisten met groente en fruit. De lege kisten bleven in de achterbak staan. 's Avonds en 's nachts stond het autootje dus met lege kisten in de straat.
Maar op een ochtend horen we geen gepruttel en geronk van de motor. Ondanks dat het een goed katholiek gezin was, horen we een enorm gevloek!
De drie wielen van het autootje zijn gestolen. Het rust op de houten kisten. Ik heb de eigenaar nog nooit zo kwaad gezien. Maar de kinderen uit de straat lachen en dansen om deze bijzondere auto heen!
Lia Houtschild