Diensttijd op Ypenburg
JEUGDJAREN
Ik ben in de Hongerwinter van de Tweede Wereldoorlog geboren. Mijn moeder is een keer, met mij in de kinderwagen, te voet van Heemstede naar Haarlem gegaan en met de pont overgestoken naar Beverwijk, waar ze op zoek ging naar voedsel bij de boer. We kregen brood mee en ik mocht het vasthouden, maar onderweg heb ik het verloren. Mijn moeder was daar natuurlijk helemaal niet blij mee.Toen ik na de oorlog opgroeide, ging ik met mijn drie vrienden vaak naar het race-circuit van Zandvoort. We klommen dan over het hek. Ik was een snelle renner. De bewakers konden mij en mijn vrienden niet inhalen en zo konden we gratis op de tribune zitten.Al jong had ik interesse in vliegtuigen en na een LTS-opleiding ben ik gaan werken bij de KLM. Daar moest ik reparaties verrichten aan de Super Constellation, een grote machine met vier zuigermotoren, en de Vicker Viscount, die een straalmotor had met propellers. Omdat ik klein van stuk en lenig was, kreeg ik de opdracht om de vleugel in te gaan met spanten waar ook de kerosine in werd vervoerd. De stank was daar ondanks de luchtafvoer enorm. Mijn taak was het om de vleugelmoeren aan te draaien. Als beloning kreeg ik twee liter melk!
LUCHTMACHTSOLDAAT OP YPENBURG 1963-1965
In 1963, tijdens mijn militaire dienst, kwam ik middels een driehoeksruil terecht op vliegbasis Ypenburg. Als dienstplichtig militair werkte ik voornamelijk bij de helikopters in de eerste hangar Noord. Later kreeg ik de kans om een vervolgopleiding te doen in Leiden. Een groot deel van het werk bestond uit het binnenloodsen van de helikopters en uit wachtlopen.Hoewel we met heel serieuze en verantwoordelijke zaken bezig waren, herinner ik me uit deze tijd vooral een aantal bijzondere momenten. We waren nog jonge jongens en vaak op zoek naar avontuur.
WACHTLOPEN
We moesten één keer per maand wachtlopen bij de Brasserskade; dan had ik meestal een radiootje bij me voor de gezelligheid. Op een keer stond ik geleund tegen de brug, die een hek had met rasterdraad. Midden in de nacht kreeg ik controle van de adjudant. Ik wilde snel in de houding gaan staan, maar mijn radiootje, dat ik buiten het zicht van de adjudant wilde houden, belette me dat en zo bleef ik met mijn koppel in het hek hangen. Ik voelde me betrapt! De adjudant had het gelukkig goed met me voor. Alsof hij niets in de gaten had, vroeg hij me hoe het ging. Prima natuurlijk (met mijn radiootje erbij…) Hij wenste me nog een goede wacht en vertrok.
INSPECTIE
Inspectie was altijd een hele gebeurtenis. Je kon het zo gek niet bedenken of het werd gecontroleerd. Zo kregen we te doen met een nieuw aangestelde officier van de Landmacht genaamd Bloot. Hij vroeg zelfs aan de maten of ze de klerenkasten naar voren wilden trekken. Vervolgens streek hij met zijn witte handschoenen aan over de plinten …Tja, zo maakte hij vuile handen en wij schaterden het uit. Maar wie het laatst lacht, lacht het best: we moesten op rapport bij commandant Valstar.
KATTENKWAAD
We namen revanche op officier Bloot. We hadden in ons midden een sergeant-vlieger die vroeger officier was geweest, maar doordat hij met een Pipercup niet óver de Moerdijkbrug, maar er onderdoor was gevlogen, was hij gedegradeerd. Deze sergeant ging vliegen en wij hadden hem gevraagd om een geintje uit te halen met officier Bloot, die met hem meevloog.We hadden grafietpoeder uit het magazijn gehaald en dat in de verwarmingspijp gedaan. We vroegen de vlieger om tijdens de vlucht de verwarming aan te zetten. Ik kan u vertellen dat officier Bloot als zwarte piet terugkwam.Weer moesten we op rapport bij officier Valstar. Omdat hij er ook vreselijk om moest lachten, kregen we geen douw. Dat kon eigenlijk ook niet, want wij hadden best verantwoordelijk werk.
OEFENVLUCHTEN
Regelmatig maakten we oefenvluchten boven land en zee. Op een mooie zonnige dag vlogen we over het strand en omdat ik nog geen meisje had, raadde de vlieger me aan: “Gooi maar een papiertje uit het raam, dan heb je zo verkering”.Tijdens die oefenvluchten deden we regelmatig de noodprocedure; dan werd de motor uitgezet en cirkelde het toestel als een draaimolentje naar beneden. De vlieger moest er wel voor zorgen bijtijds de stick aan te trekken. Het toestel gleed dan perfect in het land.Zat je een tikje te hoog, dan liep je een onvoorstelbaar risico. Had de rotor eenmaal de staart geraakt, dan was het toestel total loss.Verder van huis maakten we testvluchten naar Valkenburg in Limburg. We vlogen steil omhoog tot het motortje het niet meer trok en dan weer steil naar beneden, waarbij de mensen op een camping verschrikt naar boven staarden en hard wegliepen. Ruimschoots voor het bereiken van de grond trok het toestel weer op om vervolgens dezelfde procedure meerdere keren te herhalen.
OEFENEN IN DUITSLAND
We maakten ook eens een vlucht naar Cloppenburg in Duitsland. We verbleven in tenten en het was ’s nachts bitter koud. We verwarmden ons met de warmte uit de slurf van het vliegtuig.Je maakte daar van alles mee. Zo kregen we het bericht dat een helikopter door gebrek aan brandstof uit de lucht was komen vallen. Wij gingen met een jeep, voorzien van een tank vol kerosine, op zoek naar het verdwenen toestel. Dorp na dorp reden we af, tot aan Hamburg toe. We scheurden door de straten en werden aangehouden door een generaal. Hij verzocht ons niet zo hard te rijden en vertelde terloops dat een paar straten verder een helikopter stond.We hebben met een trechter de helikopter volgetankt zodat de vlieger weer kon vertrekken. Na enkele weken keerden we terug naar Ypenburg.
GEBROKEN BEEN
Op het einde van mijn diensttijd kreeg ik met voetballen een gebroken kuitbeen en moest naar de medische post in Den Haag. Het genas snel. Hoewel de chirurg mij adviseerde het rustig aan te doen, begon ik ermee hard te lopen en later fanatiek te fietsen. En dat laatste doe ik nu nog steeds!Al met al heb ik een leuke diensttijd gehad en ik zou het best eens over willen doen.
Hans van der Drift