Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

Vijf Haagse kerken

Ik heb herinneringen aan vijf Haagse kerkgebouwen van de Hervormde Kerk, tegenwoordig deel uitmakend van de Protestantse Kerk. Het meest verbonden ben ik met mijn wijkkerk, de Vredeskapel in de Malakkastraat. Tot 1962 was de Willemskerk onze grote wijkkerk. Maar eerst kort een paar andere kerken.

Het oudst is de band met de Regentessekerk, want daar ben ik in 1934 gedoopt. Ik heb er verder geen herinneringen aan. Dat ik daar gedoopt ben kwam doordat mijn grootmoeder er vlakbij woonde. Het was haar wijkkerk en ze kon er nog lopend komen. Mijn ouders zijn ook in de Regentessekerk getrouwd.

Als kind ging ik in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog met mijn zus en broer een tijdje naar de kinderkerk in de Duinzichtkerk aan de van Hogenhoucklaan. In de Archipelwijk, waar wij woonden en mijn vrouw en ik nog steeds wonen, was toen geen kinderkerk of kinderdienst, wel zondagsschool.
Van deze diensten staat mij niet veel meer bij. Het was beter dan met je ouders mee, want hier werd een begrijpelijk verhaal verteld en je was er vrijer. Wat ik ook nog wel weet, is dat er aan de Oostduinlaan bij drogisterij de Koedoe een toverballenautomaat aan de gevel hing. Wij kregen van onze ouders geld mee voor de collecte. De bedragen waren toen niet zo hoog en soms zaten er losse centen bij. Was dit het geval, dan besteedden we één cent aan het uit de automaat trekken van een toverbal. Het bedrag dat er overbleef voor de kerk vonden we groot genoeg om er die ene cent vanaf te halen. Om de beurt zuigend op de toverbal gaven we hem aan elkaar over zodra de kleur veranderd was.
Door de ontruiming van het Benoordenhout in 1943, op last van de Duitsers, kwam een eind aan deze periode. Later, na de kerkelijke samenvoeging van de Archipel-Willemsparkbuurt met het Benoordenhout, kreeg ik als kerkenraadslid weer met de Duinzichtkerk te maken bij vergaderingen, bijzondere diensten en gezamenlijke projecten.

Eens per maand werd in de Nieuwe Kerk aan het Spui een padvinderskerkdienst gehouden. Ik maakte die mee van kort na de Tweede Wereldoorlog tot 1951. De verkenners van onze groep verzamelden aan het Nassauplein en dan gingen wij gezamenlijk naar het Spui. Iedere groep nam zijn eigen groepsvlag of vaandel mee. Aan het begin van de dienst werden de vlaggen in optocht binnengebracht en langs het doophek opgesteld. Na afloop gingen als eerste weer de vlaggen naar buiten. Diverse keren heb ik hier als vlaggendrager aan mee mogen doen. Aan het einde van de dienst las een van de aanwezige padvinders de padvinderswet voor. Ook dit heb ik verschillende keren mogen doen. Het waren fijne diensten, waar ik graag heen ging.

   


De Willemskerk was de hoofdkerk voor onze wijk. Ik heb aan de kerk herinneringen van na de Tweede Wereldoorlog tot 1962, toen hij gesloten werd. De kerk werd ook gebruikt voor jeugddiensten, die soms zo vol bezet waren dat de 2100 zitplaatsen niet voldoende waren en men moest staan. Ook waren er regelmatig diensten voor Indische Nederlanders onder leiding van
Ds. G. van Haasen. Als deze bijzondere diensten werden gehouden, verplaatste men de dienst voor de wijkbewoners naar de Vredeskapel.
In de Willemskerk heb ik belijdenis gedaan. Wat ik me goed herinner zijn de zeer ongemakkelijke banken die naar achteren iets omhoog liepen. In de winter was het ondanks de verwarming soms bar koud in deze grote kerk. De hoge preekstoel met dubbele trap vond ik ook bijzonder. Deze staat nu in de Grote Kerk in Vlaardingen

Mijn oudste herinneringen aan de Vredeskapel (voor 1957 Malakkakapel) dateren van rond 1940. Ik ging daar naar de zondagsschool. Ons 'klasje' zat achter in de kerkzaal, waar nog een paar banken uit 1880 stonden. De juffrouw of mevrouw vertelde een boeiend bijbelverhaal en we kregen een versje om te leren mee naar huis. Wie de volgende week het versje uit zijn hoofd kende, kreeg een plaatje met een bijbelse voorstelling cadeau. De zondagsschool vond ik leuk om naar toe te gaan. Alleen als ik mijn versje niet goed kende, hoopte ik maar dat ik geen beurt kreeg.
Als kind ging ik ook wel met mijn ouders en zus en broer mee naar de dienst voor volwassenen. Hoe en wanneer dit geregeld was ten opzichte van de kinderkerk in de Duinzichtkerk en de zondagsschool kan ik mij niet goed herinneren. Wat ik wel weet is dat zo'n volwassenendienst voor ons kinderen ontzettend lang duurde, terwijl we niet veel begrepen van lezingen en preek. Het daardoor draaien en niet stilzitten corrigeerden onze ouders altijd snel.
In die tijd beschikte de Vredeskapel over een orgel met trapbediening voor de benodigde lucht. Er was een vaste 'orgeltrapper' in functie, een man met de wel enigszins toepasselijke achternaam Hak. Toen deze bij hoge uitzondering een keer was verhinderd, mochten mijn oudere broer en ik het trapwerk overnemen, na uitvoerige instructies te hebben gekregen. Deze door ons zeer gewaardeerde uitverkiezing hadden wij vermoedelijk te danken aan het feit dat mijn vader diverse functies heeft vervuld in de kerk. Het trappen op een groot houten pedaal gebeurde achter een groen gordijntje. We moesten daarbij zorgen dat er een wijzer binnen bepaalde gemerkte standen bleef.
Buiten het zicht van de kerkgangers konden we binnen bepaalde grenzen onze eigen gang gaan, want wij waren aan het directe toezicht van onze ouders ontrokken. We hoopten vurig dat meneer Hak vaker afwezig zou zijn, maar helaas voor ons gebeurde dat maar zeer zelden.
De diensten kwamen op mij naast onbegrijpelijk en langdurig over als somber. Het collecteren werd gedaan door mannen in zwart jacquet met zwarte handschoenen. Altijd keek ik met verwondering naar deze voor mij vreemd uitgedoste figuren die associaties opriepen aan de mannen die naast begrafeniskoetsen liepen, alleen hadden collectanten geen hoge hoed op. Ik begreep ook niet waarom er de ene keer collectezakken van hand tot hand werden doorgegeven en er de andere keer werd gecollecteerd met zakken aan lange stokken, de zogenaamde hengels. Later begreep ik dat de hengels werden gebruikt als er minder bezoekers waren, waardoor het met de hand doorgeven van de collectezakjes lastig was.

De Vredeskapel is nauw verbonden aan belangrijke gebeurtenissen in mijn eigen gezin. Ons huwelijk werd hier kerkelijk ingezegend. Onze kinderen werden er gedoopt en onze dochter werd vanuit de Vredeskapel begraven. Je merkt op zulke momenten dan dat er een betrokken kerkelijke gemeente om je heen staat. In 1975 werd ik lid van de kerkenraad in onze wijk en zestien jaar ben ik in verschillende functies actief gebleven. Veel verschillende zaken hebben tot mijn takenpakket behoord. Ook nu nog verleen ik diverse hand- en spandiensten op kerkelijk gebied.
Hierdoor heb ik vele mensen leren kennen en daaruit zijn ook enkele, al tientallen jaren durende, hechte vriendschappen ontstaan.

Als ik in de tijd terugkijk, is er veel veranderd. Alles werd minder formeel en stijf. Er kwamen vrouwelijke collectanten en later ook vrouwelijke ambtsdragers. Medio jaren zeventig sprak men de predikant nog te allen tijde met dominee aan en de kerkenraadsleden met u en meneer of mevrouw. Tegenwoordig wordt iedereen inclusief de wijkpredikanten bij hun voornaam aangesproken. Ook hebben gemeenteleden rond de kerkdiensten merkbaar meer contact met elkaar dan vroeger. Vroeger ging ieder aan het eind van de dienst direct zijn eigen weg naar huis. Nu wordt er iedere zondag gezamenlijk koffie gedronken en nagepraat. Ook veranderingen in de vieringen en diensten worden niet meer als vaststaand feit afgekondigd, maar de gemeente wordt en is er veel meer bij betrokken.
Een gebeurtenis in de Vredeskapel waar ik, zeker voor mijzelf, onlosmakelijk mee ben verbonden is de viering van het 125-jarig jarig bestaan van de Kapel in 2005.

Hierbij was Koningin Beatrix aanwezig en ik heb haar het eerste exemplaar mogen aanbieden van het boek dat ik over de geschiedenis van de Vredeskapel en de Archipelbuurt heb geschreven. Ook heb ik haar mogen rondleiden over de tentoonstelling die daarover was georganiseerd. Een verrassing was dat Prins Willem Alexander en Prinses Maxima met hun drie dochters een keer de Vredeskapel bezochten om een doopdienst bij te wonen van de kinderen van een bevriend echtpaar van hen.
Mijn vrouw en ik voelen ons nog altijd goed thuis in de Vredeskapel waar we al zo lang mee zijn verbonden.

Bob Feenstra


Reacties: Geen berichten
De reageermogelijkheid is momenteel gesloten.