Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

Het verloren roer



Het zal in het najaar van 1956 geweest zijn. We visten op ca veertig mijl uit de Hollandse kust met de VL 78 op haring met de drijfvleet, een passief vistuig dat als een gordijn van ca drie km lang op een diepte van vijf tot twintig meter onder water hangt.

De VL 78 'Vlaardingen' was een verbouwde hulpdamper, een ouder type visserschip dat door stoomkracht werd voortbewogen. Er stond nu een hoofdmotor in van 240 PK. Dat betekende dat er ook met het trawlnet, een actief vistuig dat achter een vissersschip wordt voortgesleept, kon worden gevist, 's winters op platvis en 's zomers op haring.

Het was slecht weer geweest en we hadden een etmaal liggen steken, dat wil zeggen dat met de kop op zee lagen. In de namiddag wilde mijn vader, de schipper, gaan schieten ofwel de drijfvleet in zee zetten. Dat gebeurde op de meeste Hollandse vissersschepen als volgt: de schipper ging op het voorschip het voorroer bedienen (op de VL 78 was dat ingebouwd) en de machinist stond in de brug en bediende de hoofdmotor. Omdat de drijfvleet in zee werd gezet met een achteruitvarend schip moest het voorroer worden gebruikt om goed te kunnen sturen. Een achteruitvarend schip luistert heel slecht naar het normale scheepsroer dat gebruikt wordt bij vooruitvaren.

Toen we op het bestek ofwel de positie waren waar mijn vader wilde gaan vissen, zetten we de schietvlag op om aan te geven dat we de drijfvleet in de zee wilden zetten. De machinist zette de motor op achteruit. Onmiddellijk na het achteruitslaan van de motor hoorden we bij het achterschip een paar harde klappen, waarop de machinist de schroef onmiddellijk stopte. Bij het overboord kijken zagen we, bij het oplichten van het achterschip, het roer nog even staan zwaaien, waarna het omviel en naar de zeebodem zakte. De roerkoning (*) bleek te zijn gebroken. Met behulp van het gat- of bazaanzeil kon de VL 78 ook zonder roer goed met de kop op de wind worden gelegd.

Na contact met reder D. Kwakkelstein en met Jan Goedknecht, schipper van de VL 203, werd besloten dat de stoomfiets VL 203 'Dina', een recenter Vlaardings vissersschip dat door stoom werd voortbewogen, de VL 78 naar Vlaardingen zou slepen. Er stond nog steeds een woelige zee. Om het ongelijke rukken van de twee schepen aan de tros te dempen werd vanaf de VL 78 eerst een zware ankerketting uitgevierd waaraan een dubbel nieuw reeptouw van de VL 203 werd bevestigd. Die nacht werd de VL 78 met goed resultaat richting Nieuwe Waterweg gesleept.
Op enige mijlen van de ingang van de Nieuwe Waterweg werd, om de afstand tussen de twee schepen te verminderen, de sleeptros ingekort. Dit bereikten we door het dubbele reeptouw in te hieuwen.
Er werd nu alleen gesleept met de ankerketting. Een haveningang heeft immers geen ruimte genoeg om twee schepen met een sleeptros van een aantal honderden meters achter elkaar te laten binnenkomen.

Toen de VL 203 aan de ingekorte sleeptros begon te trekken, knapte al spoedig de ankerketting alsof het een zijden draadje was. Ook pogingen om de VL 78 alleen met het dubbele reeptouw binnen te brengen mislukten. Goede raad was duur: de kust kwam steeds dichterbij.
Mijn vader weigerde de dure hulp van een sleepboot en besloot dat we achteruitvarend de Nieuwe Waterweg zouden opvaren. Hij ging op de brug en zette de scheepsmotor op vol achteruit. De machinist ging naar de machinekamer om te controleren of de temperatuur van de hoofdmotor niet te veel opliep en ikzelf stond als stuurman met een aantal matrozen aan het takel dat het voorroer aandreef. De havenautoriteiten waren inmiddels gewaarschuwd en wisten dat de VL 78 achteruit de Nieuwe Waterweg zou oplopen.

De VL 203 voer dicht met ons mee om in te kunnen grijpen als er iets zou mislopen. Alles ging goed. Op aanwijzingen van mijn vader stuurden we het schip de Nieuwe Waterweg op waar we ter hoogte van Hoek van Holland voor anker gingen. Daar kwam de VL 203 langszij en de twee schepen werden goed aan elkaar vastgemaakt. Na enige uren stroomopwaarts varen zijn we veilig in de nieuwe haven van Vlaardingen afgemeerd. Een aantal dagen later werd er een nieuw roer gemonteerd en kon de VL 78 weer ter visserij gaan.

Achteraf heb ik me afgevraagd waarom mijn vader besloot de sleepboothulp te weigeren. Dat moet met een aantal dingen te maken hebben gehad:
ten eerste hield mijn vader ervan om risico's te nemen die hij verantwoord achtte;
ten tweede was, zoals al gezegd, sleepboothulp duur en in die tijd was men er meer dan nu op gericht om de kosten voor de rederij en de verzekering te drukken; ten slotte: als het slepende schip het gesleepte schip binnenbracht kreeg de bemanning van het slepende schip een hogere uitkering dan wanneer de klus vóór de haven werd overgegeven aan een sleepboot. Ik denk dat de bemanning van de VL 203 nu in de hogere uitkering viel. Tegenwoordig speelt het veiligheidsaspect een grotere rol dan voorheen.

Nico Pronk

(*) De roerkoning is een massief rondijzer dat vanaf de bovenzijde van het roer verticaal door het schip heenloopt tot boven het dek. Daaraan is een constructie bevestigd die het mogelijk maakt om het roer naar weerszijden te laten draaien en zo het schip te besturen.
 

Reacties: Geen berichten
De reageermogelijkheid is momenteel gesloten.