Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

Aanvaring?

Het was januari 1966, een woensdag. Ik was aan boord van de VL 153 'Liesje en Rutger'. Het was prachtig mooi weertje met een lichte deining, zonnetje aan de hemel. Goed weer dus voor een geslaagde thuisstoom vanuit het 'Kant van Diep' bewesten van Noorwegen. Aan boord van de 'Liesje en Rutger' was het heerlijk rustig; de reis verliep kalm met een gestage vaart van ca negen mijl per uur. Niets wees erop dat er na binnenkomst in onze thuishaven IJmuiden iets zou gebeuren dat een grote impact op ons zou hebben.

We zouden de volgende dag thuiskomen. We hoopten dat het na 16.00 uur zou zijn, want zou je eerder binnenkomen, dan moest je vóór het weekend weer uitvaren. Dat vonden we niet zo leuk, mede omdat we nogal veel hadden gevangen en daardoor lang op onze benen hadden gestaan.
Op deze prachtig mooie woensdag kwam ik ca 15.30 uur aan dek om een plasje te doen (zo deed je dat in die dagen wel vaker). Naar achteren kijkend zag ik dat we door een vlootje Deense vissersscheepjes heen voeren. Ik vond het nogal vreemd dat er zo veel bij elkaar lagen, want dat kwam niet zo heel veel voor. Ik schonk er verder niet zo veel aandacht meer aan en ging ca 16.00 uur een bakje koffie en thee zetten voor de bemanning. Toen dat klaar was, ben ik de derde monteur gaan roepen, heb een seintje naar de brug gegeven en de rest van de bemanning geroepen. Het was inmiddels 16.30 uur geworden. Ongeveer een halfuur later kwamen de eerste mannen de messroom binnendruppelen. Alles was heel gemoedelijk. We waren in een goede stemming, want we verwachten een goede besomming.

De volgende dag kwamen we vóór 16.00 uur de pieren binnen stomen. Dat betekende dat we voor het weekend weer naar zee zouden moeten, maar ja, niets aan te doen. We meerden af aan de kant. Na mijn spullen gepakt te hebben ging ik naar de bus die klaarstond om ons naar Scheveningen te brengen. Ik wachtte enkele minuten en dacht al: "Waar blijven de anderen?", toen de zoon van de schipper de bus binnenkwam en mij tot mijn verbazing vertelde dat we op de thuisstoom een Deens vissersvaartuig hadden aangevaren oftewel in de grond gestoomd. Ik moet hem heel dom hebben aangekeken en antwoordde: "Verleden jaar?" Het was mijn eerste reis op deze logger, wist ik veel. "Nee", gaf hij ten antwoord, "het is deze reis gebeurd en ik snap er ook niets van".

Wat was er gebeurd? Toen ik naar de bus toe liep, waren er twee politieagenten in burger naar de schipper in de brug gegaan en hadden hem gezegd dat wij op de thuisreis een Deens vissersschip in de grond gevaren hadden. We zouden twee lijken aan boord hebben van het Deense vissersschip, die we volgens hen tijdens het incident hadden opgevist. De schipper zou daarop geantwoord hebben (of het waar was weet ik nu nog niet): "Ze liggen zeker op het ijs om ze goed te houden". Van verbazing kon hij ook geen zinnig antwoord geven. Achteraf waren we niet één weekend, maar dertien weekeinden aan de wal, want we werden meteen aan de ketting gelegd en mochten niet meer uitvaren voor dit uitgezocht was.



Er werd een proces aangespannen door de Deense schipper-eigenaar. Deze beweerde dat wij zijn scheepje overvaren hadden en de drenkelingen aan hun lot hadden overgelaten. We zouden zelfs naar hen gewuifd hebben terwijl we van de plaats des onheils wegvoeren. Ook bracht hij naar voren dat hij met 100% zeker de roerganger zou herkennen die naar de drenkelingen had staan wuiven. We konden deze beschuldiging onmogelijk serieus nemen.

Het proces nam een aanvang in het politiebureau te Vlaardingen. De Deense schipper wilde de confrontatie aangaan met de bemanning van de 'Liesje en Rutger'om zo de 'wuiver' eruit te pikken.
De bemanning werd achter een plankier gezet met vóór iedere persoon een nummer. Om het een beetje moeilijker te maken voor de Deen werden er volgens de regels ook verschillende jonge agenten tussen de bemanning gezet.

Toen we klaar waren met de opstelling kon de Deen beginnen aan zijn inspectie. Na enige keren langs ons heen gelopen te hebben dacht hij de lichtblonde roerganger die hij verdacht, herkend te hebben, maar helaas voor hem was het de roerganger niet. Wij moesten allemaal van plaats verwisselen nadat de Deen zich verwijderd had. Toen hij terugkwam, wees hij weer de verkeerde aan. De derde keer had hij de goede te pakken, niet zo verwonderlijk, want er waren maar drie lichtblonde jongemannen. Hoe dat afgelopen is weet ik niet meer, maar wat ik nog wel weet, is dat we er nog lang niet mee klaar waren. Enige tijd later kreeg ik een brief van de Rotterdamse justitie om me te melden in de Rotterdamse gevangenis aan de Bergweg aldaar. Daar moest ik met nog een ander bemanningslid voor de rechter verschijnen.

Na binnenkomst bij deze rechter viel mijn oog op een foto van de bewuste Deense kotter, en ik vroeg of dit het scheepje was dat wij overvaren zouden hebben. De rechter antwoordde: "Ja, dat is hem". Ik zei daarop: "Nou, dat lijkt mij zeer onwaarschijnlijk, want als we zoiets met een negenmijlsvaart overvaren hadden, zouden we zeker wat gevoeld hebben". Als antwoord kreeg ik te horen: "Nee, dat ziet u verkeerd, de verhouding ligt zodanig, dat je het moet zien als een tankschip tegen een vuilnisbak". Ik antwoordde: "Dat scheepje is ca 50 brt (bruto registerton) en wij zijn ca 300 brt. Dus als we daar met een negenmijlsvaart tegenaan gevaren hadden, moeten we dat zeker gevoeld hebben en er zou waarschijnlijk paniek zijn uitgebroken".

Toen gooide de rechter het over een andere boeg en vroeg me: "Kan je de zee zien vanuit de machinekamer?" Ik zei: "Nee, natuurlijk niet. Als dat zo zou zijn, dan moet je maken dat je als de wiedeweerga boven komt, want dan ligt het schip op zinken". De rechter gaf daarop ten antwoord: "Daar moet je geen geintje over maken, want is al ernstig genoeg". Ik zei: "Dat doet u toch ook?" Hij stuurde me daarna weg met het gezegde: "Aan jou heb ik ook niets". Het proces heeft niet tot een veroordeling geleid.

Dat het daarmee nog niet afgelopen was, merkte ik al gauw toen ik met twee anderen naar de scheepvaartinspectie in Scheveningen moest komen. Daar weer hetzelfde verhaal. Een lichtpuntje was wel dat ze steeds meer gingen geloven wat wij te vertellen hadden. Zelf kwamen ze nog met de theorie, dat er ook nog een kustvaarder bij betrokken zou kunnen zijn, maar dat konden ze niet waarmaken. Wel vroegen ze nog aan ons wat de witte strepen op onze voorsteven konden zijn. Konden die niet van de Deen afkomstig zijn? Daar antwoordde ik op, dat ze niet op de valreep met ...verhaaltjes aan moeten komen, omdat de logger het jaar daarvoor een 'witbek' had gehad, die er gedeeltelijk afgestoomd was. Dat zag je in die tijd altijd met nieuwe schepen na de eerste reis.
De hele situatie heeft zo'n tien weken geduurd. De schipper heeft uiteindelijk een, in onze ogen, onterechte gevangenisstraf gehad van veertien dagen, omdat hij heeft nagelaten als uitkijk te fungeren naast de roerganger. De roerganger kreeg een gevangenisstraf van een week, omdat hij alleen te wacht had gestaan en verzuimd had dat aan de schipper te melden.

Het incident heeft een flinke impact gehad op het gezin van de schipper, want het is niet niks als je ergens ten onrechte van beschuldigd wordt.

Hans van der Zwan
 

Reacties: 1-2
Door Gast: wandrie @ 2014-04-28 18:20:36
aanvaring
hoi Hannes,

Een heel goed verhaal, er is nooit wat bewezen dat de Liesje en Rutger hierbij betrokken is geweest.

gr. Wandrie.
Door Gast: Leana @ 2014-06-29 23:49:20
gKBfRnQDEeg
That saves me. Thanks for being so sebsnile!
Reacties: 1-2
De reageermogelijkheid is momenteel gesloten.