Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

Anecdotes

Vier korte anekdotes van het leven aan boord

Iemand van onder een mand vandaan fluiten
Ik had al een paar reizen achter de rug toen ik de twee oudsten tegen elkaar hoorde zeggen: "Die twee moeten nog ontgroend worden". Met 'die twee' bedoelden ze de reepschieter (dat was ik) en de afhouder, een neef van een van de oudsten. "Maar Fred, je hoeft alleen onder een mand te zitten en zonder jou of de mand aan te raken, halen we je alleen met fluiten onder de mand vandaan", zei een van de oudsten. "Aan mijn lijf geen polonaise", dacht ik en zei dat de neef eerst mocht. Zo gezegd, zo gedaan. De jongen ging onder een mand zitten. Wij moesten rondom de mand gaan staan en allemaal fluiten. Ondertussen pakte de oudste een tonnetje met een touw eraan en haalde water uit zee. Met een plons gooide hij het water over de mand. De jongen sprong op en de mand vloog omhoog. Dat was lachen geblazen. Vandaar het gezegde: "Iemand van onder een mand vandaan fluiten".




Bijgeloof

Vissers zijn gelovig, maar ook bijgelovig. Op een gegeven ogenblik, nadat we hadden 'geschoten' (de drijfvleet overboord gezet) en het dek was gepoetst, zei een matroos tegen mij voordat we naar beneden het vooronder ingingen: "Joh, zet die bezem in de krebbe neer, maar wel ondersteboven, dus met de haren naar boven". Toen we een paar uur later gingen halen kwam de Ouwe uit de brug en vroeg wie de bezem daar had neergezet. Ik zei in mijn onnozelheid dat ik dat had gedaan. De Ouwe viel uit zijn rol en gaf mij een paar oorvijgen. Bij het binnenhalen zat er bijna geen haring in de vleet, terwijl de schepen om ons heen wel haring vingen. We vingen de hele week bijna niets. Door de omgekeerde bezem? Wat ook opmerkelijk was dat als we krootjes aten het binnen 24 uur slecht weer werd. Wanneer we aan een nieuwe reis begonnen, gooide de kok steevast als voorzorg de rode kool en kroten overboord.

Ezeltje rijden
Wanneer we aan de vleet lagen, stond er altijd iemand op wacht. Als zijn wacht erop zat maakte hij de volgende matroos wakker. Het kwam wel eens voor dat de eerste wacht snel zijn bedje inschoot, maar de volgende wacht per ongeluk weer in slaap viel. Dit noemden we 'ezeltje rijden'. Normaal werden we op ons gemakje wakker en gingen na een mok koffie en een peukje aan de slag. De vleet werd om ongeveer twaalf uur 's nachts ingehaald. Maar als er ezeltje gereden werd en er dus niemand op wacht stond als de Ouwe midden in de nacht wakker schoot, dan waren de poppen aan het dansen. We moesten direct aan dek verschijnen en meteen de vleet binnenhalen. Zonder koffie. Zonder peukje.

Verveling
We waren al een paar uur op zee. We hadden nog niet veel te doen. Er vloog een vervelende vlieg in het rond. Uit verveling werd deze gevangen en in een mok water ondergedompeld. De natte vlieg werd op tafel gelegd en kon vanwege het vocht niet meer vliegen. Daar de meeste mannen rookten, werd steeds een beetje as op de vlieg gegooid om hem te 'drogen'. Op een gegeven moment lukte het de vlieg om, beplakt met as, toch de vleugels uit te slaan en weg te vliegen. Wat je al niet doet als je je verveelt.

Fred van Duijne
 

Reacties: Geen berichten
De reageermogelijkheid is momenteel gesloten.