Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

Varen met de vlet



Na vijf jaar onderdrukking van onze oosterburen waren we in 1945 vrij. Wat waren we blij. Wij woonden in Den Haag in de Snelliusstraat. Daarheen waren we vanuit Scheveningen geëvacueerd. Mijn vader ging toen met een vlet varen. Deze had voor de oorlog dienst gedaan als pleziervlet aan het strand. De eigenaar had er een benzinemotor in laten bouwen. Mijn broer Piet moest als lichtmatroos met vader mee.. Mijn vier andere broers waren toen nog in Duitsland, Engeland en Noorwegen. Omstreeks september kregen wij weer een huis in Scheveningen, in de Katwijkstraat. Toen moest ik ook weer naar school. Maar dat werd een probleem. Ik moest naar de achtste klas en die 'kopschool' met een zevende en achtste leerjaar was er nog niet in Scheveningen. Dus belandde ik op de Prins Willemschool in het zesde leerjaar. Nu had de meester omdat ik de lessen natuurlijk al dik voor was de gewoonte om me dan maar de kachel te laten verzorgen. Mijn vader was op een dag door slecht weer vroeg binnen en vroeg me waarom ik zo zwart was toen ik uit school kwam. Ik vertelde hem over de kachel, waarna mijn vader naar de meester ging. Wat er toen is gezegd, weet ik nu nog niet. Maar ik was van school af. Mijn vader zei: 'Daar ben je mooi vanaf, Kees. Maar denk maar niet dat je thuis kunt gaan zitten. Je gaat met Piet en mij mee. Samen zijn jullie matroos.'

Zo gezegd, zo gedaan. Ik vond varen prachtig, maar het scheepje had geen verblijf. Dus waren we bij weer en wind aan dek. Gelukkig voeren we 's nachts niet. Dan waren we fijn bij moeders thuis.
Op een dag vingen we aardig wat. We deden toen een trek van veel schol. We hadden geen winch bij ons, dus alles moest met de hand gebeuren. We moesten de kuil met het binnenval van het grootzeil scheep zetten, maar in plaats dat de kuil met vis binnen kwam, trokken we bijna de vlet om. Met behulp van een strop hebben we toen de kuil doormidden verdeeld. Toen ging het wel.  We visten altijd in bredels van touw. De einden van de staaldraden zaten in een slip, achterop lag altijd een groot scherp mes klaar om de bredels door te snijden voor het geval dat ij opstroopten voor mijnen. Want dat gevaar bestond toen nog. Wij visten ook nog veel spullen op die door vliegtuigen aan het eind van de oorlog waren afgeworpen: blikjes pork bacon en kaas. Dat was allemaal goed eetbaar. Een keer gingen we ook 's nachts vissen, maar dat was armoedig. We hadden een heel klein voorin, waarin waar een heel klein kacheltje stond. Daarop kookten we een visje, gewoon in zeewater en het was nog lekker ook. Maar het is gelukkig bij die ene nacht vissen gebleven. De eigenaar van de vlet ging weer met zijn boot plezier varen. De motor moest er weer uit en de boot werd een beetje verbouwd. Dat was voor ons het einde van de vletvaart.  

Kees Roos
 

Reacties: Geen berichten
De reageermogelijkheid is momenteel gesloten.