Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

Inburgeren

Ik had me geen vaste voorstelling van het land gemaakt. Het was anders.
We waren met ons gezin - vader, moeder, broertje en ik - in 1936 overgestoken met de boot, beschermd. Wat kan je gebeuren. Het was ook minder schokkend dan ik in mijn fantasie gedacht had. Wat ik wel voelde, was dat ik in Holland een andere persoon geworden leek te zijn. De mensen keken zo en letten zo op elkaar en op mij. Ik raakte mijn onbevangenheid kwijt en voelde dat ik daar iets tegenover moest stellen om me te handhaven. Mijn vriendinnetjes waren meisjes uit de 'Oost' of uit de 'West'. Met de oer-Hollandse meisjes bleef de vriendschap vaak stagneren, hoewel ik ze vaak bewonderde om hun durf. De schooljeugd was ruwer, ook in de mond. Ik leerde woorden kennen waar ik de oorsprong niet eens van kon raden. Vergeleken met nu nog heel keurig, hoor!

Een sensatie was de kunstijsbaan in de Houtrusthallen, waar we leerden schaatsen op de HOKIJ.
Ik had een vreemd soort schaatsen; het was crisis, dus het kon niet te duur zijn! Het waren eigenlijk leren hoezen met veters op een schaats gemonteerd, waar je met je eigen gewone schoenen in kon, waarna de veters stijf werden aangetrokken en dichtgeknoopt.
Op de Houtrustbrug liep ik met die dingen stoer over mijn schouder, toen er uit de richting Scheveningen een sleperskar aan kwam bolderen met een stuk of vier knullen eraan hangend.
Bij de brug lieten ze los en kwamen mij tegen met mijn schaatsen. "Wat een gekke dingen", zei er eentje. Stoer ingeburgerd in het 'Hollandse' vond - en zei - ik dat ze zelf gek waren. Dat heb ik geweten. Fout van mij… De fijne nuance van het inburgeren markeerde nog. Mijn jas scheurde, schaatsen over de grond! Aan de spijlen van de brug kon ik me nog net staande houden. Rennen voor je leven. Helemaal om de zuiveringsinstallatie heen met twee belagers achter me aan. De twee andere namen de andere kant van het Verversingskanaal om me in te sluiten. Nog net bereikte ik de ingang van de HOKIJ en ontsnapte aan de dood, zo voelde ik het. Voor vijf cent kocht ik binnen een stukje klapper (cocos) om op te peuzelen, lekker en vertrouwd.
Omdat we in Indië ook al meestal Europees aten, heb ik geen herinneringen aan nare Hollandse kostjes. De macaroni met ham en kaas die we zondags na onze strandwandeling aten, was bekend. Het zien klaarmaken van de maaltijden in de kleine keuken was wel nieuw, aardappels schillen een bijzondere handeling. Vroeger zag je daar niets van, het eten stond er plots en kwam ergens uit de bijgebouwen. Heerlijk.

De eerste winter kwam, met kale bomen. Voor het eerst begreep ik wat dat was: "Zie de maan schijnt door de bomen" met Sinterklaas. Het werd glad. Ik was een sportief kind en genoot van de glijbaan op het schoolplein. Als bescherming tegen stukgevallen knieën kreeg ik leren knielapjes, die je in je knieholten moest vastknopen. De eerste jaren hadden we geen last van de kou: de tropenzon zat door en door in je lijf. Maar na een paar jaar raadde de huisdokter, na een paar verkoudheden, mijn moeder toch aan wolletjes voor ons te kopen. We kregen lange kousen die met knopen en elastiek aan een lijfje vastgemaakt konden worden en dubbel ondergoed met een Jaeger wollen hemd. Ik verfoeide al die kriebelkleding en miste mijn katoenen jurkjes of de tjelana monjet (hansop) met wit-linnen schoenen en een zonnehoedje. Wollen mutsen hebben we altijd gesaboteerd. Een sjaal ging nog en die veterschoenen of kaplaarzen waren ook wel te doen. Zo zijn we dus ingeburgerd en misschien wel echte Hollanders geworden.

Ineke Brouwer-Koch

Reacties: Geen berichten
De reageermogelijkheid is momenteel gesloten.