Uw zoekopdracht Uw zoekopdracht

Blij dat we het er levend hebben afgebracht

We hadden al ervaring
In de tijd rond 3 maart 1945 woonden mijn moeder, mijn tante en ik, toen een jongen van bijna zestien, in een huis met drie verdiepingen op het adres Cornelis Speelmanstraat 41, tussen de Daendelsstraat en de 1e van den Boschstraat. Mijn vader bevond zich sinds 1942 in krijgsgevangenschap, de eerste jaren in Polen, later in Duitsland. Na september 1944 hadden wij geen contact meer met hem.
Ik zat in de vierde klas van het Lyceum aan de Bildersstraat, thans Maerlant Lyceum. Omdat de school in de Vesting Den Haag stond, werd hij in december 1944 ondergebracht in het gebouw van de HBS aan de 3e van den Boschstraat, de latere Thorbecke HBS. Hoewel deze school vlak bij mijn ouderlijk huis was, heb ik hem in die tijd maar weinig bezocht. Op den duur ging ik helemaal niet meer. Ik hield me bezig met andere dingen sinds onze wijk, het Bezuidenhout, onveilig was geworden na de komst van de V2 in september 1944. Ik had me als blokploeglid aangesloten bij de Luchtbescherming, had een zwarte helm, een riem met daaraan een bijl en een paar leren beenkappen die van mijn vader waren. Samen met de ploeggenoten die ik had geworven, een overbuurjongen Henk en mijn vriend, school- en straatgenoot Louis, had ik de beschikking over een tweewielig wagentje op fietswielen waarvan de banden verdwenen waren. In dat wagentje bevonden zich een putdekselopener, een standpijp, een paar vrij lekke brandslangen, een soort glazenspuit met emmer en een schop. Het wagentje was gestald in de Laurens Reaalstraat.
We hadden in de maanden na september 1944 al ervaring opgedaan met het blussen van branden, het uitgraven van mensen die in hun kelder geschuild hadden bij luchtalarm en wier huis getroffen was en gedeeltelijk ingestort, en een enkele keer met het bergen van lijken of delen daarvan. Dit alles ten gevolge van incidentele bommen afgeworpen door Britse jachtbommenwerpers, hetzij op een verkeerd doel gericht, hetzij afgezwaaid. De helm was wel nodig, want het afweergeschut deed soms een regen van scherfdeeltjes van granaten neerdalen. Wellicht hield het speuren van de vliegtuigen verband met het doorkruisen van onze wijk door tankwagens die de voor de V2's benodigde vloeistoffen vanaf het station Staatsspoor richting Wassenaar vervoerden en waarvan de bemanning bij luchtalarm als de hazen dekking zocht.

We moeten iets doen!
Op 3 maart was ik zoals gewoonlijk vroeg opgestaan; het was redelijk mooi weer en er kon dus weer van alles gebeuren. Er kwam tegen negenen luchtalarm en dus ging ik naar beneden. Terwijl ik de trappen afging, hoorde ik een enorm geraas, kennelijk van een groot aantal vliegtuigen, en een dreunend lawaai van explosies voorafgegaan door gefluit. Ons huis begon te schudden en ik hoorde dingen vallen. Snel naar beneden gerend en het keldertje onder de trap in, waar mijn moeder en tante zich al snel bij mij voegden.
Het werd vrij snel weer stil, dus helm op en naar buiten. Daar waren al veel buren en er lag veel glas op straat. Er hing een vreemde lucht en er waren rookwolken te zien. Het was een hele opwinding, maar voor we goed en wel konden analyseren wat er nu eigenlijk gebeurd was, klonk er weer een groot geraas en we zagen een groot aantal forse vliegtuigen op lage hoogte boven ons naderen. We hoorden veel explosies, dus: snel naar binnen en weer in de kelder. Het lawaai en de ontploffingen hielden aan, het huis slingerde heen en weer en we hoorden van alles kapot vallen. Het werd weer even stil, maar we vertrouwden het niet en wachtten nog wat. Het enige wat we nog hoorden was geschreeuw buiten. Daarna weer een fluitend geluid, zware ontploffingen en een schuddend en trillend huis. We wachten weer een tijdje, maar er gebeurde niets meer. Ik ging de kelder uit en inspecteerde het huis. Er waren veel dingen van de muur gevallen en er waren kleine ruitjes stuk, maar vooral: de koekoek (de glaskoepel boven het trappenhuis in het dak) bleek in duizend stukken naar beneden gekomen en lag over de trap verspreid.

Ik ging naar buiten. Aan de overkant van de straat waren de meeste ruiten vernield. De straat uitkijkend, zag ik diverse branden richting 1e van den Boschstraat, Engelse kerk en Anna van Saxenplein. Ik besefte: we moeten iets doen! Het blokhoofd was in de 1e van den Boschstraat, waar hij woonde en ik zag ook andere leden van de blokploeg. Louis en ik haalden het gereedschap uit de stalling, die we bij gebrek aan een sleutel moesten openbreken.

 
Anna van Saxenplein, H.B. Olierook


Op weg daar naartoe kwamen we al veel vluchtende mensen tegen, waaronder ook gewonden. De standpijp werd gezet, de slangen aangesloten, de kraan geopend: geen water, kennelijk was de hoofdwaterleiding getroffen. We realiseerden ons dat we nu niet veel meer konden uitrichten. Op straat werd het een chaos: steeds meer vluchtende mensen, er werden doden en gewonden afgevoerd. Ik ging weer naar huis om te overleggen wat we zouden doen, nu het in de wijk niet veilig meer leek te worden. Een stoet vluchtelingen trok ons huis voorbij. Een oude man vroeg mij om een glas water; ik zag dat hij slechts een vogelkooi met een parkiet en een soort masker van gips bij zich had, dat het dodenmasker van zijn overleden vrouw bleek te zijn. Hij had zijn dierbaarste bezittingen meegenomen.
Omdat we niet wisten wat ons nog te wachten stond besloten wij drieën met de meest noodzakelijke dingen, zoals het restant van het Zweedse wittebrood, naar familieleden in de Nieuwe Schoolstraat te vertrekken. Op weg daarheen, door de Daendelsstraat, de Bezuidenhoutseweg, de Koningskade, het Korte Voorhout, het Voorhout, de Denneweg en het Lissabon zagen we overal chaos, brandende gebouwen, vooral op het Korte Voorhout, enkele dode mensen, vluchtelingen. Van hulpverlening was niet veel te merken.
Op onze bestemming aangekomen wat bijgekomen van de emoties, uitgerust en afgewacht. Verder luchtalarm bleef uit. Rond het middaguur besloot ik te gaan kijken hoe het er in de Speelmanstraat voorstond. Mijn moeder ging mee. Daar aangekomen zagen we dat de beide huizen op de hoek van de 1e van den Boschstraat en de Speelmanstraat in brand stonden, aan onze kant de Sierkan, aan de andere kant een tabakswinkel met bovenwoning. Van de brandweer was niets te bekennen. Het was duidelijk dat het verkeerd zou gaan en dat we moesten trachten het huis te ontruimen. Daarvoor was vervoer nodig. Ik haalde uit het brandende Sierkangebouw een houten handkar en haalde de koperen melkbussen en de houten kist eraf zodat de wagen plat was. We begonnen zonder duidelijk plan goederen uit het huis te halen. Eerst het beddengoed en de kleren, schoenen en kostbaarheden. Allemaal dingen die je nergens meer kon krijgen of kon verkopen. Zoveel gaat er ook weer niet op zo'n kar, dus we gingen langs dezelfde route terug en merkten dat zo'n wagen knap zwaar is. Daarna weer terug naar de Speelmanstraat, waar meer bewoners op dezelfde gedachte waren gekomen. De straat stond vol inboedel en vervoermiddelen. De brand was al wat verder opgerukt.
We gingen door met ons werk. Hoe vaak we heen en weer zijn geweest zou ik niet meer weten, maar het werd steeds moeilijker om meubels naar buiten te slepen, op te laden en weg te brengen. Gelukkig kwam een vriend van mij, Frans, die in de Archipelbuurt woonde, ons helpen.
Inmiddels waren er een soort technische hulptroepen in overalls verschenen die de brand wilden stoppen door huizen die nog niet in brand stonden op te blazen. Dat bleek geen succes; het leek er eerder op dat de vlammen verder verspreid werden en het bemoeilijkte de reddingspogingen. Bijna de helft van de straat tussen de 1e van den Boschstraat en de Daendelsstraat stond aan weerszijden in brand. Dat gaf een enorme hitte en zoog alle zuurstof tussen de huizen weg, zodat je er niet kon lopen. De chaos werd door de steeds kleiner wordende ruimte steeds groter; veel te redden was er niet meer. We hebben nog wel wat op straat gezet, maar konden er niet meer tussendoor en hadden op den duur ook geen kracht meer om iets te doen; onze slechte conditie ten gevolge van te weinig en slecht eten deed zich gelden. We gaven het op en gingen met wat restanten naar de Nieuwe Schoolstraat.
Plunderaars hebben we die dag niet gezien; wel kan ik me herinneren dat ik toen of de volgende dag gearresteerde plunderaars met een stuk karton op de borst waarop 'Ik ben een plunderaar' heb zien staan of liggen op de Herengracht hoek Zwarteweg, bij het huis met de kettingen, bij de ingang van het Bezuidenhout dus. Zij moesten dienen als afschrikwekkend voorbeeld.

Een puinhoop met een bordje
De volgende dag ben ik weer gaan kijken in de Cornelis Speelmanstraat. Die was grotendeels afgebrand tot aan de Daendelsstraat, lag vol puin en veel overgebleven meubilair, dat in de loop van de avond en nacht was natgeregend en niet veel meer waard was.
Van ons huis stond nog zo'n anderhalve meter overeind, verder lag er een berg stenen en kalk die gloeiend heet was. Ook de schuttingen van de tuin en het schuurtje waren afgebrand. Tussen de puinhopen was niets meer te vinden, ook later niet trouwens toen de ruïne was afgekoeld. De vuurwapens en de doos met munitie die onder de vloer van het bad verstopt waren bleken totaal verdwenen. Alleen restanten van het fornuis waren nog aanwezig.
In april zijn we weer in het Bezuidenhout gaan wonen, in het gedeelte van de Emmastraat tussen Theresiastraat en Juliana van Stolberglaan, ingekwartierd bij een rustend zenuwarts. Zowel voor als achter hadden we uitzicht over de puinhopen, van de 1e van den Boschstraat tot de Laan van NO-Indië.

 
1e vd. Boschstraat, H.B. Olierook


Toen mijn vader, die niets van ons gehoord had, begin juni weer naar Den Haag terugkeerde en uit Limburg - waar toen de treinenloop ophield in Nederland - per vrachtauto bij de Cornelis Speelmanstraat aankwam, zal hem de angst wel om het hart zijn geslagen. Maar in de hoop dat hij terug zou keren had ik onze puinhoop van een bordje voorzien met ons nieuwe adres en de mededeling dat we nog in leven waren. Even later reed hij in de Emmastraat voor. Veel hadden we niet voor hem kunnen redden. Maar we waren allemaal blij dat we het er levend hadden afgebracht. Ik denk niet dat een onzer later nadelige gevolgen heeft ondervonden van onze oorlogsavonturen. We konden weer aan de opbouw beginnen!
Begin december zijn we definitief uit het Bezuidenhout vertrokken, tot ik in 1974 kwam te werken in het nieuwe Paleis van Justitie, op de plaats waar vroeger de Engelse kerk en het Anna van Saxenplein waren geweest. Uit mijn kamer zag ik uit op de plek waar vroeger onze straat was en nu de Koninklijke Bibliotheek staat, totdat ik in 1991 mijn werkzaam leven beëindigde.
 

 
Fragment brief aan mijn zus na het bombardement

 
R.A.Schimmel

Reacties: 1-2
Door Gast: Laura @ 2013-06-17 00:02:13
Onderzoek
Hallo, ik lees in het eerste stuk tekst dat u bij de 1e Vd boschstraat heeft gewoond. Nu is het zo dat ik een oude legerkist heb, waarop de naam van soldaat: HV Themsche staat geschreven. En het adres waar hij zou hebben gewoond is de 1e Vd boschstraat in den haag op nummer 196. Ontzettend graag zou ik de herkomst en geschiedenis hierbij willen vinden! Ik hoor graag van u! Met vriendelijke groet, Laura
Door Gast: jan snoek @ 2015-09-10 00:09:19
Cornelis Speelmanstraat 35
Ik ben geboren in de Cornelis Speelmanstraat 35. Blijkbaar waren we net op tijd weg want ik ben er nog.
Zijn er nog gegevens of foto's van dat adres?
Reacties: 1-2
De reageermogelijkheid is momenteel gesloten.