Haagse Herinneringen

Naar Holland | Van Bandoeng naar Den Haag

Wat voorafging
"Kindje", zei mijn moeder op een dag, "kom eens even hier. Ik moet  je iets vertellen wat je misschien niet zo leuk zal vinden. Je amandelen moeten worden geknipt en het is het beste dat het gauw gebeurt. In ieder geval voordat we naar Holland gaan. Daar  is het veel kouder dan hier en zal je misschien gauw last krijgen van je  keel..." Holland was in alle opzichten ver weg, het ziekenhuis angstig dichtbij!



Na de ingreep, die dus niet leuk was, werd ik verwend met veel ijs, een mooie pop en heerlijke grote beschuiten met veel suiker en warme melk (alléén voor de zieke). Holland was al dichterbij gekomen.
Op een mooie namiddag moesten we gekke, warme, prikkende, lange kousen passen en een muts!! Want in Holland was het koud!
Over de hoofden van mijn broertje, mijn babyzusje en mij werd er druk van gedachten gewisseld door mijn ouders en mijn oma, bij wie wij in huis  woonden. Deze oma was een zeer kordate, krachtige vrouw die, zo heb ik later begrepen, een grote stempel heeft gedrukt op het leven van haar vier dochters, waarvan mijn moeder er een was.
Mijn moeder, op haar zestiende jaar plotseling helemaal doof geworden vanwege een overmatige toediening van kinine ter bestrijding van een zeer ernstige tyfusaanval, is dankzij de zorg en de buitengewone stimulans van haar moeder de geweldige, absoluut niet-zielige persoonlijkheid geworden zoals wij haar gekend hebben.
Deze oma dus, stond erop dat wij de overtocht naar Holland maakten op het mooie passagiersschip de 'Willem Ruys', terwijl  mijn vader al passage geboekt had op een Italiaans vrachtschip.
Wij zouden een paar maanden met 'verlof' gaan. Een tante van ons was heel kort na de oorlog met haar gezin naar Holland vertrokken. Ook oma was naar Nederland gereisd, maar na een jaar teruggekomen bij haar drie achtergebleven dochters, die in Bandoeng met man en kinderen aan het bekomen waren van de diverse ervaringen die de oorlog had teweeggebracht.
De onrust die veroorzaakt werd door de toenemende agressie van de Indonesiërs was duidelijk voelbaar.

De reis
Het was oktober 1949. We verlieten Bandoeng  en vlogen met een klein vliegtuig  naar Batavia, waar we een paar dagen in een hotel verbleven. Op de dag van vertrek was het in de grote  hal bij de haven een drukte van belang en werd ons op het hart gedrukt heel dicht bij mammie te blijven.
En daar gingen we de loopplank op. Indrukwekkend grote mannen in witte uniformen met glimmende petten verwelkomden ons en brachten ons naar onze hut, een kleine ruimte met bedden boven elkaar en ronde ramen waardoor we naar buiten konden kijken.

Terug naar het dek, waar de passagiers over de reling van het schip hingen, met serpentines gooiden, huilden en zwaaiden naar de mensen die achterbleven op de kade. De scheepstoeters maakten ons aan het schrikken en toen voeren  we weg, naar Holland.



Mijn kleine zusje en ik verbleven de hele dag op het kinderdek. Mijn  broertje, twaalf jaar, was daar net te oud voor en dat vond ik wel een beetje zielig, want hij hoorde ook niet echt bij de grote mensen. We werden beziggehouden met spelletjes en eens was er een feest waarbij we in optocht over het hele schip mochten lopen met toeters en een hoedje op. Het was heel warm, want we voeren toen door de Rode Zee. De zee was hier niet zo groot, je kon het land zien en als je goed keek, kon je in de verte  een karavaan met kamelen zien lopen. Het was wel een leuke tijd daar op die boot, geloof ik, behalve dat mijn zusje het steevast op een krijsen zette als ik even uit zicht was.

Mijn moeder had zich veel voorgesteld van de reis, vooral van de avonden. Dan werd er muziek gemaakt en gedanst. Wij lagen dan al in bed. Voordat ze doof werd, was mijn moeder een liefhebster geweest van dansen, op schoolfeestjes bijvoorbeeld en de bals van de 'Jaarbeurs' waarvan haar vader een vaste bezoeker was. Ze had altijd mooie jurkjes aan gehad die haar moeder maakte en bijpassende schoentjes die ze bij 'de Chinees' mocht laten maken. Maar mijn vader hield er absoluut niet van en mijn moeder ging natuurlijk niet zonder mijn vader… Dat was een hele teleurstelling.
Toen het kouder werd, gingen de kinderen van  het kinderdek ontbijten en avondeten in de volwasseneneetzaal. Daar was het niet zo gezellig. We kregen vaak een peer als dessert. Deze vrucht, zo zacht en glibberig, heb ik meermalen stiekem overboord gegooid.

Ter hoogte van het land van Sinterklaas werden we op dolfijnen en vliegende vissen gewezen en in de Golf van Biskaje zijn we allemaal erg zeeziek geworden. Behalve mijn vader, die me nog tijdens de storm heeft meegenomen naar boven op het dek. Dat was heel angstig op die schommelende boot en vreselijk hoge golven.

De aankomst
Op de ochtend dat we aankwamen in Hoek van Holland mistte het en ja, het was koud!!!
We werden afgehaald door een oom en met een taxi reden we naar Den Haag. Van deze rit herinner ik me een lange tunnel waar we doorheen gingen. De Maastunnel? Ja, en toen arriveerden we in Den Haag en stopten in de 2e Schuytstraat voor het pension waar we anderhalf jaar zouden wonen in plaats van drie maanden, wat het voornemen was. Maar dat wisten we toen natuurlijk nog niet. Twee lieve Hollandse dames hebben ons daar ontvangen en lieten ons direct onze behuizing-voor-zolang zien: een kamer  met twee opklapbedden en een ledikantje voor mijn zusje, een eettafel met vier stoelen en een grote, rode fluwelen stoel waarvan de zitting er een beetje ingedeukt uitzag. Dan was er nog een serre, ook met twee opklapbedden en een wasbak. De WC was op de gang.

Ik was een kind van negen jaar en heb bij geen benadering kunnen aanvoelen hoe mijn ouders dit 'verlof' hebben ervaren. Ongetwijfeld hadden ze zich sommige dingen toch anders voorgesteld.
Maar eerst moest er worden gezorgd dat er 's morgens behoorlijk 'gebaad' kon worden. Dus kocht mijn vader een zinken teil en een groot stuk plastic. Aan de hospita vroeg mijn moeder een klein steelpannetje. "Waar heeft u dat voor nodig?" Ik geloof niet dat mevrouw ingenomen was met dit badritueel: wasbak vol laten lopen en dan maar het water over je  heen scheppen… En anders gingen we naar het badhuis!

Gelukkig konden we het goed vinden met de hospita en haar nicht die het huishouden deed. Ze deden hun best met koken en we kregen we af en toe zelfs 'nasi' met een piepklein flesje sambal erbij. Dit flesje maakte mijn vader in één keer leeg en toen dit een paar keer gebeurd was, zei mevrouw dat ze dit toch wel overdreven vond. Ik werd er meermalen op uit gestuurd om bij groenteboer Westmaas in de Reinkenstraat een nieuw potje sambal oelek  te halen.

In Nederland
Een heel moeilijke tijd voor mijn ouders brak aan toen er gesproken ging worden over definitief in Nederland blijven. De situatie in Indonesië was dermate verslechterd dat het niet meer verantwoord zou zijn om terug te keren naar de Gordel van Smaragd…
Mijn vader moest een baan zoeken. Mijn broer kreeg het moeilijk op school, waar hij niet de juiste aansluiting vond. De overige familie uit Bandoeng van mijn moeder én van mijn vader, waaronder ook mijn andere omaatje (een klein Indonesisch vrouwtje, altijd gekleed in sarong en kabaja en alleen Maleis sprekend!) liet weten ook naar Nederland te komen. Er moest voor hen gezocht worden naar behuizing, een hele klus. Er was geen geld.

En dan komt ineens het dramatische bericht dat de sterke moeder van mijn moeder aan boord van het Italiaanse vrachtschip waarmee zij naar Nederland zou komen, onderweg is overleden.
Zij wordt in zee begraven... Haar zoon en mijn oom, de kunstenaar Eppo Doeve, heeft van dit gebeuren een aangrijpende aquarel  gemaakt.



We konden niet langer meer in het pension blijven omdat geldmiddelen ontbraken en hebben een paar maanden gewoond bij een oom en tante die ook in Den  Haag woonden, in de buurt van de Zoutmanstraat. Van deze tijd herinner ik me de valse hond van de buren die altijd op de stoep voor hun huis zat en waar ik niet voorbij durfde, en de porties tuinbonen die mijn tante klaarmaakte. Die waren zeker goedkoop! Ik  miste de twee muzikanten die altijd op zondagmiddag door de straat liepen en steeds hetzelfde  liedje speelden, en de 'uitjes' af en toe met mijn broer naar de Cineac.

Mijn vader had in de tussentijd  na veel moeite een baan gekregen in het onderwijs en had zo zijn oude beroep als onderwijzer weer opgepakt. Hoewel, in Bandoeng was hij 'hoofd' geweest en nu was hij een van de onderwijskrachten. Het kostte hem veel energie, want de omstandigheden - erg grote klassen - en de mentaliteit van de Hollandse leerlingen waren zo heel anders dan hij gewend was.
Bovendien had hij vroeger altijd naar zee gewild, maar zijn herinneringen aan zee bestonden nu uit de Slag in de Javazee en het roemloos ten onder gaan van het schip waar hij op voer en waarbij hij veel van zijn maten had verloren. Hijzelf had het overleefd, maar heeft er nooit over willen vertellen, ook niet over zijn kampervaringen:  "Te erg", zei hij daarover.

Op een goede dag werd gemeld dat ons een vierkamerflat, driehoog, was toegewezen in een nieuwbouwwijk aan de rand van den Haag. Wij konden die accepteren of wachten totdat er een grotere flat in de aanbieding was, maar mijn ouders waren maar al te blij dat ze weer een eigen plekje hadden.
Het was woekeren met de ruimte, ook omdat er een tijdje een oom en tante kwamen 'logeren'. Maar het was  een leuke straat, de Veenendaalkade, aan een gracht waarin woonboten lagen, en in een heel koude winter hebben we op die gracht leren schaatsen. In de zomer was het makkelijk fietsen over de Leyweg, toen nog een heel klein weggetje, naar het strand van Kijkduin.

Mijn moeder heeft zich ondanks de handicap van haar doofheid en de krappe financiële middelen altijd bijzonder voor ons ingespannen, vooral om ons 'keurig' voor de dag te laten komen. Dit was voor haar heel belangrijk. Zij kon heel goed naaien en zo werden ook de kledingafdankertjes van mijn nichtjes veranderd en opgevrolijkt met het een of ander. Hierbij vertelde ze altijd honderduit over de mooie poppen die ze in de oorlog gemaakt had om te verkopen en waarbij ze met de allerkleinste lapjes, stukjes vilt en garen heel creatief heeft leren omgaan, iets wat zij mij, tot mijn grote vreugde, ook heeft geleerd. Zij volgde af en toe kooklessen om vertrouwd te raken met de Hollandse pot. Uit die  tijd resteren enkele recepten, heerlijk en goedkoop, die nu nog in de familie circuleren. Dus dat was zo slecht nog niet.
[Recept 'Aardappelen en worstjes':  sjalotje en knoflook fruiten, gefrituurde blokjes aardappel erbij en stukjes (rook-)worst, zout, peper, wat nootmuskaat en een scheutje ketjap toevoegen. Heerlijk met witte rijst en ketimoen]

Ons balkonnetje werd een paradijsje toen er bakken vol petunia's gezaaid werden en later, in het oude kolenhok, enkele kanaries hun liedjes ten gehore brachten.
Mijn ouders hebben nooit meer teruggewild naar hun geboorteland, ook niet toen zij het zich financieel konden veroorloven: "Het was heerlijk zoals wij het gekend hebben en dat is voorgoed weg. De herinnering blijft…"

Marian Helder