Haagse Herinneringen

Getuige, op afstand | Drie maanden van onzekerheid

Eigenlijk begon het gevaar al in de laatste maanden van 1944. De Duitsers brachten een nieuw geheim wapen in de strijd, een raket met de aanduiding V2. De eerste exemplaren werden vanuit Wassenaar richting Londen gelanceerd, met als gevolg dat er een Engels bombardement op dat deel van Wassenaar werd uitgevoerd. De bommenwerpers vlogen in formatie over onze straat, de Stuyvesantstraat, richting Wassenaar, terwijl ze na afloop in dezelfde formatie in tegengestelde richting terugvlogen. Het leek zo een ononderbroken stroom van vliegtuigen. Links en rechts van de toestellen kon je de granaten van het afweergeschut als zwarte vlekken uiteen zien spatten. Ze leken allemaal hun doel te missen.

Wat later in het jaar verplaatste men de lanceringen naar het Haagse Bos, maar daarmee kwamen de bombardementen voor het Bezuidenhout dichterbij.
Als jongetje van negen jaar uit een gezin van vader, moeder en vijf kinderen vond ik het een en ander wel spannend, maar ik begon toch de honger door de karige maaltijden van de gaarkeuken te voelen.
Het gevoel van onveiligheid nam snel toe, vooral door de hevige explosies die steeds vaker gehoord en gevoeld werden en waarbij de grote ruiten van de huizen angstwekkend trilden.
Vooral de dreunen tijdens de lanceringen van de V2's waren beangstigend. Aan de hevigheid van die dreunen konden we horen of de lancering gelukt was of niet. Een te hevige dreun betekende een mislukte lancering; dan volgde er een onwezenlijke stilte en wachtten we de klap af die zeker zou volgen. Daarna haalden we opgelucht adem, in het besef dat de raket ergens anders was neergestort.

Explosies
Mijn vader was lid van de luchtbescherming. Deze dienst werd in 1939 opgericht en was een organisatie waarvan het personeel uit vrijwilligers bestond. In de bezettingstijd gingen de LBD'ers, zoals ze genoemd werden, 's nachts de straat op om te controleren of de burgers zich aan de verduisteringsvoorschriften hielden. Zo moest worden voorkomen dat de geallieerde vliegtuigen herkenningspunten zouden hebben.
De LBD'er had de beschikking over een EHBO-kist en een gasmasker. Er waren (plaatsvervangende) wijkhoofden, (plaatsvervangende) blokhoofden en leden van de blokploegen. Men was herkenbaar aan een metalen plaatje met daarop de letters L.B. en de vermelding van zijn functie.
Het plaatje was bevestigd met een leren riempje aan de bovenarm.



Aanstellings- en legitimatiebewijs

Herkenningsplaatje

               
Tijdens de luchtalarmen 'schuilden' wij opeengepakt in een hoek van de gang van ons huis om te voorkomen dat we door rondvliegend glas geraakt zouden worden. Om de grote voorruit van de huiskamer enigszins te beschermen tegen de grote luchtdrukverschillen als gevolg van explosies had mijn vader horizontaal en verticaal een paar latten voor en achter de ruit aangebracht en de ruit op de kruispunten van de latten gesteund door proppen stof en sponzen. Dit was echter geen lang leven beschoren, want nog dezelfde week viel er een bom aan de overkant in onze straat op het achterhuis ter hoogte van nummer 290, waarbij een deel van de schoorsteen door de lucht vloog, de pui van de grote huiskamerruit schampte en met de ruit, met latjes en al, de kamer in vloog. Het brokstuk van de schoorsteen kwam voor de kachel tot stilstand. Als door een wonder was niemand geraakt, maar we zaten wel met een enorm gat aan de voorkant van ons huis. Door de luchtdruk waren ook ruiten bij de buren aan scherven. Er was in die tijd niet aan glas of zelfs hout te komen om het huis tegen regen en tegen inbrekers te beschermen. De enige oplossing was om van het hout van de schuttingen aan de achterzijde van het huis planken te zagen en die voor de ramen te spijkeren. Er kwam toen alleen nog daglicht in de kamer door de bovenlichten van glas in lood, die de luchtdruk wel konden opvangen.

Voedselschaarste
In mei 1943 hadden de Duitsers al besloten dat iedereen zijn radio moest inleveren, met het gevolg dat er geen officiële of betrouwbare berichtgeving meer was en men aangewezen was op bekendmakingen door middel van affiches en op geruchten. En van die laatste gonsde het. Dit alles, plus de verwachting van een naderende voedselschaarste, de almaar minder wordende kwaliteit van het eten van de gaarkeuken, maar vooral de al zwakker wordende gezondheid met de kans op TBC van mijn oudere zusje Mies was voor mijn ouders aanleiding het besluit te nemen om met het hele gezin naar Friesland te vluchten, waar al onze familie woonde en waar geen voedselschaarste was in de omvang zoals die bij ons. Half december 1944 kon ons gezin met een vrachtwagen van een kaastransport  van het 'Rijksbureau Voedselvoorziening in oorlogstijd' na het verwerven van een vergunning naar Friesland rijden. Benzine was er niet; deze auto was voorzien van een hout- of turfgasgenerator.
Een reis die nu ongeveer twee uur duurt vergde toen door autopech twee dagen.


Reisvergunning


Aangekomen in Sneek zijn de vijf kinderen van ons gezin bij vijf verschillende ooms en tantes in hun gezinnen ondergebracht. Het eerste wat ons opviel was de veel betere kwaliteit van het gaarkeuken-eten. Er zat zelfs vlees in.
Na de jaarwisseling zijn mijn ouders met het kaastransport weer naar het Bezuidenhout teruggekeerd. Omdat er in Friesland veel minder hongersnood was, konden zij enkele bonkaarten meenemen. Hierna was het contact met onze ouders nauwelijks tot niet mogelijk.


Bonkaarten i.v.m. distributiesysteem


Het weerzien
In Friesland was er weliswaar een bezetting door de Duitsers, maar van oorlogshandelingen was in onze beleving nauwelijks sprake. Het was daar dus veel minder gevaarlijk dan in het westen van Nederland. Via de radio kwamen er wel wat berichten door, o.a. van de pro-Duitse radioverslaggever Max Blokzijl. Na 3 maart 1945 verspreidde hij het bericht: "Er is door de Engelsen een bombardement op Den Haag uitgevoerd en het hele Bezuidenhoutkwartier is platgegooid."
Het is nauwelijks voorstelbaar wat zo'n bericht voor ons als kinderen en voor onze familie in Friesland teweegbracht, in de wetenschap dat onze ouders daar woonden. Doordat er geen contact met Den Haag mogelijk was, bleven wij geheel in onzekerheid of onze ouders nog leefden. Na enkele dagen werd mijn oma daar zo bezorgd over dat ze besloot mijn oudere zusje als vluchteling te laten registreren. Mocht er inderdaad iets met onze ouders gebeurd zijn, dan zou er zo meer voedsel voor haar zijn. 


Vluchtelingenverklaring

Op de achterkant van deze vluchtelingenverklaring staat aangetekend dat op 8 maart 1945 1 (één) noodkaart en een rantsoen zout verstrekt is.


De onzekerheid over het al of niet overleven van onze ouders duurde tot na de bevrijding.
Begin juni 1945 konden onze ouders ons na het verkrijgen van reisvergunningen weer op komen halen. Bij hun aankomst in Sneek zagen ze in de buurt van het huisje van mijn oma mijn oudste zusje lopen. Na het weerzien was een van hun eerste vragen: "Leeft Mies nog?"
Dit illustreert duidelijk dat er geen enkele eerdere communicatie mogelijk was geweest en legt tevens bloot hoe vreselijk zo'n lange reis in onzekerheid van Den Haag naar Friesland voor mijn ouders geweest moet zijn. Hij moet voor hen oneindig lang geduurd hebben.
Pas toen hoorden wij dat ons huis en onze straat er weliswaar goed van af gekomen waren maar dat we terug zouden keren in een zwaar gehavend Bezuidenhout.


Reisvergunningen (Travel Permit)


Loek Weldring