Haagse Herinneringen

Uw verhaal | Tienerjaren aan de Norenburg

In mijn tienerjaren werd de wijk Mariahoeve uit de grond gestampt. Tram 6 kreeg verlenging van het Stuyvesantplein via het Kleine Loo naar het nieuwe eindpunt aan de Hofzichtlaan. In de begintijd waren dichtbij huis nog restanten te zien van het (in 1953) helaas opgedoekte treinspoor naar Scheveningen dat dwars door de polder naar de Landscheidingsweg had gelopen. Zo’n spoor prikkelde mijn fanatasie.
Mijn nieuwe school bestond uit 2 lokalen binnen een schoolgebouw aan de Walenburg. Lopend er naar toe over de Hongarenburg spraken we bijvoorbeeld over de Amerikaanse verkiezingen. ‘Iedereen’ was voor Kennedy, maar ik voor Nixon, de underdog, ook vanwege zijn ‘nikserige’ achternaam. Het hoofd van de school was Bert Buddingh’. Als CHU-lid een bekende van mijn vader, maar, anders dan vader, wel een van de (weinige) CHU-radicalen. Ik kon voelen dat hij sympathie voor me had. Die had hij niet voor een rebelse medeleerling die op een gegeven moment getrakteerd werd op een flink pak op zijn achterste. De klas werd doodstil. Ik geloof niet dat dit bestraffend optreden voor Buddingh’ consequenties had. In de klas zat ook Karel, een jongen van Indische afkomst. Ik had iets negatiefs op te merken over Indische mensen en hij werd niet boos, maar corrigeerde mij door erop te wijzen dat mensen van Indische afkomst soms een vooraanstaande positie hadden. Althans, dat is wat ik me herinner. Een goede les en niet de laatste in een dergelijk verband.
Thuis had ik contact met een paar leeftijdgenootjes, vooral met directe buurjongen Rupert Spiekerman. We richten samen de ‘RUKO’ (Rupert-Koert) op, bestaande uit een verbinding met draad tussen onze beide dakkapellen waarmee we boodschappen op briefjes uitwisselden, een krantje en wat later een vereniging. Het krantje, ‘de Speurderskrant’, bestond uit handgeschreven artikelen en zelfs een striptekening, vermenigvuldigd door middel van carbonpapier. De vereniging, het ‘Vloot Informatie Verbond’, bracht een paar buurjongens, bezitters van modeloorlogsschepen, bij elkaar. Ik stelde de verenigingsregels op. Het schrijven van reglementen zat er dus al vroeg in.
Veel interesse in militaire zaken had ik van kind af aan. Die belangstelling werd nog groter door het lezen van ‘Van Warschau tot Hiroshima’, drie kloeke delen met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Eerst om m’n tiende, vier jaar later nog eens. Tijdens een griep koorts droomde ik over Churchill en andere toplui, ik daalde van mijn zolderkamer af naar de woonkamer om mijn ouders te waarschuwen, of zo. In schriften maakte ik aantekeningen over de marine van de geallieerden en As-mogendheden. Ik verzamelde plastic zelfbouw-oorlogsschepen en maakte ze zelf van afvalhout. Een zo gemaakt vliegkampschip won zelfs een prijs bij een wedstrijd met hergebruikt materiaal. De prijs, de pocket ‘Black, de zwarte hengst’, las ik met veel plezier.
Het nieuws, nu via een ‘gewone’ radio, volgden we intensief. Voortdurend hoorden we over de aanslagen in Algiers en Oran die de Algerijnse onafhankelijkheid vooraf gingen. Het verongelukken van Dag Hammarskjöld in de Kongo, september 1961, staat me nog bij. Tijdens het bezoek van De Gaulle aan de koningin op het Huis Ten Bosch in maart 1963 was de Bezuidenhoutseweg vanaf de Reigersbergenweg afgezet. De Franse president kregen we hoe dan ook niet te zien, want hij kwam aan per helikopter. Begrijpelijk, gelet op de OAS-aanslagen op zijn leven. Onvergetelijk was de avond van 22 november van dat jaar. Iedereen was geschokt door de moord op Kennedy. Een apart informatief ‘linkje’ met de VS liep via onze buurman op nr. 57 die als leraar Engels dagelijks vertaalwerk deed voor de Amerikaanse ambassade. Zo, midden in de Koude Oorlog en de Cuba-crisis nog vers in het geheugen, hielden we verontrust rekening met een Russische aanslag. Kennedy bleef nog jaren een naam van bijna mythische proporties.
Bij een jongen uit de klas zag ik op TV de eerste voetbalwedstrijd: de Europacupfinale AC Milan-Benfica. Ik wist niet dat de keepers in staat waren zulke grote uittrappen te nemen. Eusebio was de belangrijkste speler.
Mariahoeve bestond nog voor grote delen uit onbebouwde grond, waar vee graasde, of braakliggende ‘landjes’. Voor mij een ideale plek om hutten te bouwen van afvalhout en te dromen over baas te zijn van een eigen terrein. Het leger had om mij een grote aantrekkingskracht. Bij voorkeur kleedde ik me in mijn khaki overhemd, op mijn verzoek door moeder voorzien van koperen knopen op de schouders.
In de 6e klas behoorde ik tot het groepje van slechts 3 leerlingen die naar de middelbare school zouden gaan. Rond mijn 12e verjaardag deed ik toelatingsexamen voor het Christelijk (lees: protestants) Lyceum Zandvliet aan de Bezuidenhoutseweg. Vreemd genoeg haalde ik voor het vak geschiedenis geen voldoende. Ik weet nog dat ik op de vraag naar theologen uit de 17e eeuw geen antwoord wist. Bedoeld was Arminius en Gomarus. Ja, die kende ik natuurlijk wel, maar alleen in verband met de Dordtse synode!
Het lyceum leek me ingewikkeld: een veel grotere school, wisselende lessen die in verschillende klaslokalen werden gegeven, heel veel nieuwe gezichten. Overweldigend.

Koert Vrijhof