Haagse Herinneringen

Ypenburg vertelt | Wonen op de Bras

WONEN
Het was fijn wonen op de Brasserskade, de Bras, zoals iedereen hem noemde. Vooral voor een jonge jongen die opgroeide zo kort na de Tweede Wereldoorlog (ik ben van 1939). Er was toen nog heel weinig verkeer en de mensen waren eensgezind. Er was bijna nooit ruzie. Het was de periode ‘tussen het begin van de oorlog en het begin van de vrede’.

 

SCHOOL
Als kleine jongen ging ik naar de kleuterschool bij juffrouw Rook, een ‘school met de bijbel’, zoals het toen heette. Je voelde je daar veilig. Voor ons kleuters was er iedere dag afleiding en we leerden ook nog wat. Na de kleuterschool ging ik naar de De Genestetschool, een openbare lagere school, waar meester Sprundel en meester Bontebal  lesgaven. Beiden waren zij hoofd van de school.

 

SPELEN
Spelen op de Bras was avontuurlijk en leuk. Er lag veel weiland rond onze wijk, omzoomd door bosjes. Op de kruising van Ypenburg - Rotterdam stond een bunker die nog was overgebleven uit de Tweede Wereldoorlog. We hebben er veel gespeeld. Het was ons rovershol.Veel op Ypenburg mocht niet, het was verboden in verband met het vliegkeer, maar dat was nou juist zo spannend. Vooral daar waar het zand was opgespoten: daar waren veel poelen waar je in kon zwemmen. Dat was niet ongevaarlijk, want het was drijfzand. Het zand kwam van de rijksweg vandaan. Het was de tijd dat er veel wegen werden aangelegd, zoals die van Ypenburg naar Rotterdam.

 

WERKEN
Ik heb in 1965 een jaar gewerkt bij een aannemer op het vliegveld. Mijn werkplek was in kamp B aan de kant van de Bras. Het was mijn taak om alles wat kapot was te repareren. Dat moest in een laag tempo gebeuren, want Defensie was er vanuit gegaan dat het werk een jaar zou duren en dus moest het over een jaar worden uitgesmeerd. Als er wat gehaald moest worden aan schroeven en spijkers: eerst rustig tellen en dan het juiste aantal halen. Met een busje reden we dan naar de hoofdgang, waar een loods stond. Volgens de spelregels moesten we voor alles wat we deden vooraf toestemming vragen aan een onderofficier. Eén keer heb ik de spelregels overtreden. De kok, een sergeant-majoor, moest voor 300 man van de taptoe Delft gehakt maken, maar de molen stond los en dat was een ondoenlijke zaak. Hij vroeg mij om het ding vast te zetten met een paar schroeven, maar ja, dat mocht dus eigenlijk niet ongevraagd. Toch heb ik het gedaan.  Na het werk gingen we een biertje drinken voor een paar dubbeltjes per fles. Het was een leuke tijd.


Aad Heederik