Haagse Herinneringen

Rondje om de kerk | Verwachting

Bijna is het zover, ik krijg er een zusje of broertje bij. Een enorme belevenis, zeker ook het Doopsel.
Ik weet hoe het zal gaan: mijn vader, mijn twee zusjes, mijn broertje en ik gaan naar de kerk, waar de klokken al luiden. Moeder blijft thuis in bed achter. Peter en Meter, die in de toekomst op de opvoeding moeten letten, gaan ook mee. Als ik geluk heb, mag ik in mee in de taxi.



De baby met de mooie doopjurk wordt heel voorzichtig door de Meter gedragen. Het kindje is immers nog geen dag oud. Maar er moet zo vlug mogelijk gedoopt worden, anders wordt de kleine geen kind van God en kan het niet in de hemel komen.
In de pastorie vlak naast de kerk wacht de priester op ons. Hij schrijft de doopnamen in een groot boek. Daarna lopen we de kerk in. Spannend hoor! Misschien gaat de baby wel huilen als het koude water over zijn bolletje stroomt. Dan lach ik van binnen, want een huilende baby klinkt heel hard in de lege kerk.

Dat ga ik allemaal meemaken, tenminste...
Precies in de geboorteweek moet ik met de padvinderij op kamp. Ik verzin van alles om niet mee te hoeven, maar zonder resultaat. Met een rugzak om en een grote tas ga ik met de bus weg voor een week. De dagen kruipen voorbij. De nachten zijn lang. Plezier heb ik niet. Eindelijk wordt het dan toch zaterdag. In de bus kruip ik bij het raam, omdat ik met niemand wat te maken wil hebben. Ik denk maar aan één ding: samen naar de kerk, erbij zijn als de baby gedoopt wordt.

Na een lange busrit doemt in de verte de Jeroenkerk op. Ik druk mijn oor tegen het raam. Hoor ik boven het lawaai in de bus de klokken luiden? Het zal toch niet... dan staat de bus stil. Waar ik zo bang voor was, wordt werkelijkheid.

Zo hard heb ik de klokken nog nooit horen luiden! Ik weet het zeker: iedereen is in de kerk, behalve ik. Een buurvrouw komt naar me toe, helpt me met de grote tas en zegt: "Gefeliciteerd, je hebt een broertje gekregen. Het wordt nu gedoopt en daarom kom ik je ophalen".
Ik doe mijn rugzak om en loop mee naar huis. De teleurstelling is zo groot, dat zelfs mijn tranen de weg naar buiten niet kunnen vinden.
 
Agnes Jonker