Haagse Herinneringen

Vrouwenemancipatie | Vrouw en journalistiek

Wat hebben vrouwen moeten vechten om een plaats in de journalistiek te veroveren! Begin jaren tachtig bleek nog overduidelijk dat de krantenwereld een mannenbolwerk was. Op Opzij na was er van vrouwelijke hoofdredacteuren geen sprake en slechts een enkele krant had een vrouw tot chef benoemd. Onderzoek van de Stichting Vrouw & Media wees indertijd uit dat vrouwelijke journalisten over het algemeen lager waren ingeschaald dan haar mannelijke collega's. Ik heb dat zelf ervaren. Vanaf 1976 verzorgde ik de Mensenrubriek in de Haagsche Courant. Begonnen als een dagelijkse kolom groeide deze ruimte in vrij korte tijd uit tot een hele Mensenpagina. De verhalen 'scoorden', zo bleek uit enquêtes onder lezers. Toch bleef ik derde klasser (het systeem bestond uit leerling, derde, tweede en eerste klasser). Veel te laat, en moeizaam, werd ik tweede klasser. Terwijl (veelal jongere) mannen om ons heen omhoog vielen, was er niemand van de vrouwen eerste klasser. Toenmalig hoofdredacteur Rob Soetenhorst, afkomstig van het NRC, maakte daar in de jaren negentig korte metten mee. Dankzij hem kon ik toch een mooi pensioen opbouwen.

DE 'ZACHTE SECTOR'
De Mensenrubriek was halverwege de jaren zeventig een idee van wijlen Jan Prins. Deze collega, chef nieuwsdienst en later hoofdredacteur van het Rotterdams Dagblad, liep voorop wat vernieuwingen betreft. De Haagsche Courant was de eerste krant met een dergelijke rubriek. Later volgden andere dag- en weekbladen. Een van de toenmalige hoofdredacteuren had gehoopt dat ik er een soort societyrubriek van zou maken. Tot zijn diepe teleurstelling werd de ruimte al snel gevuld met 'vrouwenonderwerpen', zoals bewust ongehuwde moeders, Blijf van mijn lijfhuizen en het vrouwencafé. De rubriek was niet louter gewijd aan vrouwenemancipatie. Zo heb ik mensen geïnterviewd die actief waren in de Vereniging Ouders Van Een Overleden Kind, jonge homoseksuelen die naar buiten wilden treden en de eerste aidspatiënten. Daarnaast kregen gehandicaptenorganisaties volop de ruimte. De mannelijke collega's hadden een naam bedacht voor dit soort onderwerpen: de 'zachte sector', en velen griezelden daarvan. Verslag doen van een gruwelijke oorlog, 'geen probleem, mevrouw'. Maar lief en leed dat heel dichtbij kwam durfden de meesten niet aan. Overigens kon ik altijd zelf bepalen welke onderwerpen er op de pagina verschenen. Niemand heeft mij ooit iets verboden.

24 UUR PER DAG
Gelukkig is er in de loop van de tijd veel veranderd. Vrouwelijke journalisten gingen mede het gezicht bepalen van de krant. Over 'zachte sector' wordt allang niet meer gesproken. De huidige generatie journalisten, man en vrouw, pakt alles aan.
Parttime werken is inmiddels ook in de journalistiek geaccepteerd. In mijn tijd was dat onbespreekbaar. Veel vrouwen van tussen de 30 en 35 jaar gaven hun baan op of bleven kinderloos. Kinderen en journalistiek leek een onmogelijke combinatie. En de mannelijke collega die ooit zijn chef vertelde wat korter te willen werken om meer tijd aan zijn kinderen te kunnen besteden, werd min of meer weggehoond. De boodschap was niet mis te verstaan: "Bij de krant ben je 24 uur per dag in dienst".

VOOR ZOVER PLAATS
De stichting Vrouw & Media heeft begin jaren tachtig haar onderzoeksresultaten laten verschijnen in het boek 'Voor zover plaats aan de perstafel'. De titel verwijst naar begin 1900. Een president van de rechtbank schreef toen op de perskaart van Henriëtte van der Meij, de eerste Nederlandse verslaggeefster: 'Alleen geldig voor zover plaats aan de perstafel en voor zover geen bezwaar bij mannelijke collegae'. Het heeft lang geduurd voordat de heren een stukje opschoven.

Joke Korving