Haagse Herinneringen

Vrouwenemancipatie | Het persoonlijke is politiek

In 1975 werd ik lid van de Partij van de Arbeid. Ik was 28 jaar en werkte als lerares Nederlands op de Havo en de Pedagogische Academie. In datzelfde jaar had ik mijn MO-B diploma Nederlands behaald na een studie op zaterdag en in de avonduren aan de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag. Ik was sinds 1972 getrouwd en had nog geen kinderen. Die kwamen in 1976 en 1978. Ik werd lid van de PvdA omdat ik de politiek zag als een middel om de belangen van vrouwen beter tot hun recht te laten komen.

MIJN MOTIEVEN
Was dat nodig? Ik dacht van wel. De tijd dat vrouwen handelingsonbekwaam waren of werden ontslagen als ze trouwden of kinderen kregen lag achter ons, maar er waren nog wel een paar dingen die mij niet bevielen. In ons gezin van moeder en vijf kinderen, vier meisjes en een jongen, was het vanzelfsprekend dat alleen mijn broer na de middelbare school kon doorstuderen. Hij moest later immers een gezin onderhouden. Na mijn huwelijk was het een hele opgave om mijn eigen naam te kunnen blijven voeren. Op de school waar ik werkte, waren de vaste aanstellingen gereserveerd voor mannelijke kostwinners; vrouwen kwamen -stilzwijgend - niet in aanmerking. Vrouwen die na hun bevalling wilden doorwerken, werden op school met wantrouwen bekeken; ze waren immers niet meer volledig inzetbaar. De wachtlijsten voor kinderopvang waren lang, de schooltijden onhandig. Je kinderen laten overblijven werd gezien als een vorm van kindermishandeling. De belastingheffing was in het voordeel van kostwinners. Kortom, er was een tamelijk dwingende maatschappelijke opvatting dat vrouwen na hun huwelijk best nog een tijdje door konden werken, maar zodra er kinderen kwamen kon je beter stoppen en de rest van je leven besteden aan het halen en brengen van kinderen, het verzorgen van je huishouden en het ondersteunen van de maatschappelijke carrière van je echtgenoot. Ik zag dat in het geheel niet als een wenkend perspectief en mijn echtgenoot evenmin. Tijd voor verandering dus en volgens mij was de politiek daarvoor de aangewezen weg. Mijn man was al sinds zijn achttiende lid van de Partij van de Arbeid. Ik aarzelde om ook lid te worden: het leek mij nogal een mannenclub. Door een gelukkig toeval kwam ik in de wijk waar ik woonde in aanraking met een groepje Rooie Vrouwen. Ze hadden een discussiegroep en vroegen mij om deel te nemen.

ROOIE VROUWEN EN DE GEEST VAN DE TIJD
De Rooie Vrouwen waren een reglementair onderdeel van de PvdA. Er zat een landelijke contactvrouw in het Partijbestuur. Deze vrouw had een kerngroep om zich heen. Ook op gewestelijk niveau zaten er contactvrouwen in de besturen, evenals in de afdelingen. Ik werd lid, kwam in het afdelingsbestuur en werd later contactvrouw van de Rooie Vrouwen in het gewestelijk bestuur. Den Haag was destijds nog een gewest met ongeveer twintig afdelingen. We hielden ons bezig met onderwerpen als de vijfurige werkdag, de herverdeling van arbeid ('Rooie Sien wil herverdelen'), betere schooltijden, aandacht voor sekse-ongelijkheid, seksueel geweld en prostitutie. Het was de tijd waarin vrouwengroepen eigen voorzieningen oprichtten zoals het Vrouwenhuis, de actiegroep Vrouwen tegen Seksueel Geweld, de Blijf-van-m'n-lijfhuizen, de werkgroep Vrouw en Arbeid, de Vrouwen Advies Commissie voor de Woningbouw, de Moedermavo en de Vereniging voor Vrouwen Vormingswerk, die VOS-cursussen organiseerde.

Vrouwen in de vakbeweging richtten de Vrouwenvakscholen op. Op landelijk niveau werd de Emancipatie Kommissie opgericht en er kwam een netwerk van Vrouwensteunpunten in het hele land met een staf van betaalde emancipatiewerkers. In het kabinet had een staatssecretaris, soms zelfs een minister voor emancipatie zitting. De Rooie Vrouwen namen actief deel aan allerlei netwerken en besturen zoals het Haags Vrouwenhuis, het Haags Vrouwensteunpunt, de Vrouwenvakschool Lena de Graaff, maar ook de Haagse Vrouwen Raad waar de zgn. traditionele vrouwenorganisaties, zoals de huisvrouwen en de plattelandsvrouwen en de politieke vrouwenorganisaties waren verenigd en waar emancipatie inmiddels ook hoog op de agenda stond.

MANNENCLUB
De PvdA was in die tijd inderdaad een mannenclub. In de afdelingsbesturen en het gewestelijk bestuur zaten vrijwel overal alleen de reglementair verplichte contactvrouwen. De Haagse afdeling kende geen vrouwelijke wethouders, vrouwelijke afgevaardigden naar het partijcongres of vrouwelijke Eerste of Tweede Kamerleden. Meer vrouwen in vertegenwoordigende functies werd dan ook een belangrijk actiepunt van de Rooie Vrouwen. Het voordeel van de Rooie Vrouwen was dat we weliswaar stedelijk georganiseerd waren, maar wel vertegenwoordigd waren in vrijwel alle afdelingen. Alle Rooie Vrouwen gingen in hun eigen afdeling aan de slag met vooraf afgesproken kandidaten, zodat vervolgens in de gewestelijke vergadering bepaalde vrouwelijke kandidaten onverwacht een groot aantal stemmen behaalden.

WEERSTAND

Het verrassingseffect van onze eerste gecoördineerde actie was vrij groot; uiteraard groeide daarna de weerstand tegen deze 'a-politieke' wijze van optreden. Aan vrouwelijke kandidaten voor gemeenteraden werd standaard de vraag gesteld waar hun loyaliteit lag: bij het socialisme of bij het feminisme. Je kon niet voorzichtig genoeg zijn met zo'n vijfde colonne in je partij. Bovendien is kwaliteit belangrijker dan sekse, uiteraard…

DE EERSTE VROUWELIJKE WETHOUDER
In 1982 was Fré Vooijs de eerste vrouwelijke wethouder van de PvdA. Ze volgde Fred van Lier op, die benoemd was als burgemeester in Vlaardingen. In de periode daarna maakte ze deel uit van het linkse college. Fré heeft met de portefeuille emancipatie grote betekenis gehad voor de vrouwenbeweging in Den Haag. Tijdens haar periode werden veel vrouwenvoorzieningen opgericht en van subsidie voorzien. In die tijd zat ik in de gemeenteraad, waar ik samen met Susan Baart deel uitmaakte van de speciaal opgerichte Commissie Emancipatie waar ook niet-raadsleden aan deelnamen. We zagen het als onze taak om via de Raad rugdekking te organiseren voor de plannen van Fré in het college. Ik herinner me een motie die Susan en ik hadden ingediend met steun van de gehele raad minus alle wethouders, die in het monistische systeem nog stemrecht hadden in de gemeenteraadsvergadering. In de motie werd het college opgedragen om in alle portefeuilles geld vrij te maken dat onder supervisie van de wethouder emancipatie moest worden besteed aan het facetbeleid emancipatie. Het College ging morrend akkoord, want aftreden over een emancipatieonderwerp lag niet erg voor de hand. Verder dienden we initiatiefvoorstellen in over beleid ter bevordering van de economische zelfstandigheid van meisjes ('In plaats van de prins op het witte paard') en voor het voorzien in kinderopvang bij activiteiten voor volwasseneneducatie ('Waar laat ik mijn kinderen?').

ZELF WETHOUDER
In de periode 1990 - 1998 werd ik zelf door de PvdA-fractie voorgedragen als wethouder, o.a. voor sociaal cultureel werk, sociale zaken, werkgelegenheid, onderwijs, integratie en emancipatie. Een mooie, samenhangende portefeuille met veel aanknopingspunten voor emancipatiebeleid, kritisch gevolgd door een externe emancipatieraad, waarin op emancipatieterrein actieve Haagse vrouwen en mannen vertegenwoordigd waren.




EN NU?

Inmiddels zijn we meer dan tien jaar verder. Hoe staan we er voor? We spreken niet meer over emancipatie, maar over gendervraagstukken, de integratie van vrouwenbelangen in algemeen beleid heet gendermainstreaming en feminisme is iets voor oudere vrouwen met weinig gevoel voor humor, gekleed in roze tuinbroeken. De categorale voorzieningen zijn voor het grootste deel 'geïntegreerd' of 'ingebed' of 'gemainstreamd', zeg maar: spoorloos verdwenen. De Haagse Vrouwen Raad bestaat niet meer, het vrouwensteunpunt is vervangen door Importante, de Vrouwenvakscholen zijn geruisloos opgegaan in andere scholingsinstituten. Aan de andere kant: er is in de huidige collegeperiode weer een Emancipatienota door de gemeenteraad vastgesteld, er is een initiatiefgroep die de oprichting van een Vrouwenacademie bepleit en de 8-maartviering is nog steeds een bijzonder fenomeen in Den Haag.

De PvdA heeft sinds 1982 altijd 1 (zegge: één) vrouw geleverd in het College van B en W. In het gewestelijk bestuur, de gemeenteraadsfractie en de Eerste en Tweede Kamerfracties is de deelname van ongeveer de helft vrouwen vanzelfsprekend. De kinderopvang is op grote schaal uitgebreid, ook al zijn er steeds opnieuw wachtlijsten, over efficiëntere schooltijden wordt nog steeds gediscussieerd, de aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes van allochtone afkomst is geïntensiveerd. Het huidige kabinet laat de regeling in stand dat kostwinners met niet werkende echtgenotes/-n fiscaal bevoordeeld worden. Er is met andere woorden nog steeds wat te doen en dat zal ook zeker zo blijven, omdat er in alle generaties vrouwen zijn die om zich heen kijken en denken: daar moesten we maar eens iets aan doen. De politiek is een van de mogelijkheden om 'er iets aan te doen' en bovendien volgens mij een spannende en interessante mogelijkheid.

Anke van Kampen