Haagse Herinneringen

Een nieuw bestaan in Nederland | Mijn eerste pianoles

Ik was net zeven
en kon al aardig lezen,
geleerd op de grote school
Maar op een dag
vond Nippon dat de school moest sluiten.
Hoera, iedere dag vrij
dat was wel wat voor mij.
Maar na een tijdje begon het te vervelen.
Mijn moeder was ten einde raad.
's Avonds op het terrasje
bij het licht van de volle maan
hoorde zij pianospelen.
Chopin en Debussy klonken door de tropennacht.
Zij kreeg toen een idee.
In de ochtend na de boeboer katjang idjoe
werd door baboe
een briefje naar de overkant gebracht
of Carlaatje pianoles kon krijgen.
Ik kon dezelfde dag beginnen
en zo tegen een uur of tien
zat ik rechtop van lijf en leden
achter het klavier
met mijn handjes op de toetsen.
Op de bovenkant een pepermuntje,
dat had je moeten zien.
Tellen één twee drie en vier,
netjes in de maat.
Die zwarte stippen op die lijntjes
leken mij een geheime taal.
Wat moest ik met die rare dingen!
Wonder boven wonder
speelde ik in korte tijd een liedje,
wat mijn moeder zeer ontroerde.
Er was even een obstakel:
ze had geen geld om te betalen.
Vindingrijk als mijn moeder altijd was
werd er betaald met droge koeientong en beras.
Zo was iedereen tevreden.
De bersiap-tijd barstte los in volle hevigheid.
Een kogel vloog over de galerij
precies in ons mooiste schilderij.
Wij lagen verscholen onder het bed
hebben geen voet meer buitenshuis gezet.
Zo eindigden mijn eerste pianolessen.
Wij zijn er goed doorheen gekomen.
Na vele jaren in Den Haag geland
dacht ik: "Ik kan toch pianospelen"
en ben ik weer begonnen.
Na veel studeren, oefenen en leren
speel ik nu alweer jaren
met liefde en plezier
voor zieken en bejaarden, 
krijg de mooiste complimenten.
Wie had dat kunnen denken,
zou mijn moeder hebben gezegd. 

A.C. Sleebos