Haagse Herinneringen

Een nieuw bestaan in Nederland | Het Indische hoekje

Mijn ouders komen uit het voormalig Nederlands-Indië. Mijn moeder is geboren in Pati (Oost-Java). In Bandoeng leerde ze mijn vader kennen. In de Bethelkerk te Bandoeng is hun huwelijk door Bapak Thisse ingezegend. Mijn twee oudste zussen zijn in het voormalig Nederlands-Indië geboren. Ik ben het zesde kind van in totaal acht kinderen, vijf zussen en drie broers.
Mijn moeder vertelt: "Eind 1942, begin 1943 moesten allen die nog niet geïnterneerd waren of geen oproep hadden om geïnterneerd te worden zich laten registreren bij het Japanse Bevolkingsbureau, waar we dan een legitimatiekaart (pendaftaran) kregen met een stempelnummer er op. Wij drieën kregen No. III als Indischen (of Indische Nederlanders) en die kaart moesten we steeds bij ons dragen.
De bersiap-periode was een verschrikking. Wij woonden in het huis Litsonlaan no. 10b. Ons gezin bestond toen uit mijn lieve pleegmoeder, mijn man, ons dochtertje en mijzelf.
Dag en nacht omsingelden de terroristen onze huizen in de laan. Ze waren gewapend met klewangs en dergelijke en liepen in groepjes, getooid met rode en zwarte hoofdbanden."

Vlak na de oorlog besluiten mijn ouders samen met de twee kinderen uit te wijken naar veiliger oorden. Mij is verteld dat mijn vader plaatsen in een vliegtuig naar Australië had gekocht, maar bij aankomst op het vliegveld konden ze niet mee. De plaatsen waren voor veel geld doorverkocht aan andere mensen! Dat verhaal is mijn startpunt geweest voor het schrijven van onderstaand gedicht:

"Mijn wieg had in Adelaide of Sydney kunnen staan

Ware het niet dat mijn ouders na de oorlog in Indië naar Holland zijn gegaan


Aldus leerde ik lopen op de lange Laan van Meerdervoort

Langs etalages van warenhuis Vroom richting de Hemelse Poort


Die zich voor mij in de nabije toekomst zou ontsluiten

Als ik mijn best maar doe met zingen en blokfluiten


Ruisende kastanjebomen met glimmend bruine vruchten

Op het schoolplein van lang geleden doen mij verzuchten


Rolschaatsen en steppen tot de hoek van de straat, tot de Plataan

Een straat zonder deuren met stoeptegels als Wybertjes van dropmerk Faam


Het Verhulstplein was nog leeg, voor mij als kind ideaal

Om te spelen met zand, stenen en een verroeste beddespiraal


Wandelen over pasgeteerde paden in de duinen

Warm aan de voeten, tot ver in de namiddag zwerven en struinen


Door de bosjes van Pex en de Laan van Poot

Bootjes laten varen in een geurende Valkenboskadesloot


Dromen over verre landen aan het Verversingkanaal

Maar ik ben Haagse gebleven en dit is mijn verhaal."




Ik heb veel herinneringen aan Indisch Den Haag. Ik zal ze proberen te vangen en een plek geven in dit 'Indische hoekje'. 'Het Indische hoekje' zoals ik deze doos noem, bevat herinneringen aan mijn familie en het huis en de buurt waar ik ben opgegroeid.
Na aankomst in Holland hebben mijn ouders en mijn twee zussen eerst bij familie ingewoond aan de Laan van Meerdervoort. Ook hebben ze enige tijd op een zolderetage in de Vondelstraat gebivakkeerd. Later is het gezin teruggekeerd naar de Laan van Meerdervoort.
In dit huis, in een van de kamers op de tweede etage tussen de muur en de bordkartonnen platen vond ik ooit dit plastic hartje. Ik heb geen idee van wie het is geweest. Het lijkt me iets van een bijtring of een hanger van een wieg.

De kruidnagels staan voor mijn Indische Oma met haar haren omhoog gestoken in een zelfgemaakte kondé. Ik moest vaak boodschappen voor haar doen in een piepkleine toko vlak om de hoek in de Edisonstraat. In die toko rook het altijd heerlijk en er lagen allemaal spannende etenswaren in blikken en dozen op de grond. Ik haalde er verse taugé en timpéh voor mijn Oma. Wat ik niet leuk vond is dat ik het wel eens terug moest brengen omdat mijn Oma de kwaliteit niet goed vond.



Op warme zomers bengelde ik graag met mijn benen uit het raam van onze keuken. Mijn Indische Oma woonde beneden ons. Als zij in haar keuken haar beroemde Indische kroketjes stond te bakken, leunde ik zo ver mogelijk over de balkonrand heen om de geur op te snuiven.

Ik herinner me kinderen op de lagere school met wie ik veel optrok. Ook zij hadden hun roots in het voormalig Nederlands-Indië. Hier geboren, maar toch onmiskenbaar Indisch van hart en bloed.

In 1909 maakt mijn Hollandse Oma (van vaderskant) een lange reis door Rusland, Siberië en China naar Java. In Shanghai wordt zij gekiekt in een 'rikshaw'. Ik heb een kopie van haar reisverslag. Ik vind het zo bijzonder omdat ze pas twintig jaar was en in die tijd dan al zo'n lange reis te maken… 

In de voorkamer van mijn ouderlijk huis aan de Laan van Meerdervoort stond in een hoek een klein donkerbruin houten theekastje. Met daarop zo'n theelichtje met rode ruitjes. Als je het theelichtje aandeed, gloeiden de ruitjes mooi rood in het donker. Er stond altijd een allegaartje aan kopjes en schoteltjes bij... én het theezeefje.
Wat ik zo leuk aan dit zeefje vind, is dat het mij terugvoert naar de vele kopjes thee die ik dronk na een lange schooldag. Maar ook dat het ooit eens gebroken is en dat mijn vader het gesoldeerd heeft!



In 2005 - tijdens de Indische Zomer - heb ik meegedaan aan een Indisch Uurtje in 't Syndicaat. Mijn zwager en zijn oudste dochter hebben mij enkele basishoudingen uit de tanyugan geleerd. Ik draag hier een prachtig kostuum maar ik kon er moeilijk in ademhalen. Zo strak zat de kain om mij heen gewikkeld. Ik hou van Oriëntaals dansen, vermengd met dansen uit het verre Oosten.

In mijn woonkamer anno 2009 heb ik óók een Indisch hoekje. Daar staan verschillende wajangpoppen, houtsnijwerk en snuisterijen uit Indonesië. Aan de muur hangt een schilderij van de clown Petruk uit het wayang kulit schimmenspel. Naast dit hoekje staan foto's van dierbare overledenen. Ik brand er vaak een kaarsje.

Margreeth Farret Jentink