Haagse Herinneringen

In Indië | Het kuikentje



Een modern huis was het aan de Burgemeester Coopsweg in Bandoeng. Een plat van ongeveer anderhalve meter boven de grond in mooi natuursteen beschermde het tegen te veel regenwater. Een bungalow eigenlijk, alles gelijkvloers. Ervoor liep een open regenwatergootje. Soms, in de moessontijd, sloeg het water met veel geweld over de brug.  Mooi! Er was een tuin achter, waar ook de bijgebouwen waren voor de bedienden om de was te doen en te koken. Ons huis daar was niet zo'n groot oud Indisch huis met heel veel grond eromheen, zoals de huizen die op mijn foto's stonden en waarin we vroeger hadden gewoond. Die hadden brede oprijlanen links en rechts met in het midden voor de ingang een bloemperk met, ik herinner me cana's, rood en geel.

Dit huis was kleiner, moderner en nieuw. Er was wel een galerij aan de zijkant met chevelures in hangbakken erboven. Hier zaten we vaak na school met soms een glaasje rozenstroop met ijs en slassee, een soort kleine pitjes of doekoes of ramboetan of katjang. Tegenover de rustige zijstraat, waar ons platje op uitkeek, was een helling. Soms werd die 's avonds feeëriek verlicht door duizenden vuurvliegjes. Om zes uur was het dan ook  plots donker!
We speelden hier ook wel en gleden dan op grote pisangbladeren met onze Indische vriendjes Adje en Elly van de helling. Als héél steil herinner ik me die en lang, maar in werkelijkheid bleek het later op de foto een heuveltje te zijn.

In die zijstraat leerde ik fietsen op een fiets zonder kogellagers. Je moest doortrappen, freewheelen was niet mogelijk. En daar lag aan mijn linkerhand de kampong, een strikt verboden gebied voor ons kinderen. Toch kwam er op een dag contact met het inlands mysterieus gebied. In de slaapkamer van mijn ouders, in het verlengde van de zijgalerij bewoog iets. Eng! Was het een slang of een ander beest? Ik zag een klein geel bolletje
dat als door een veer opgewonden rondrende. Ik ging hulp halen. De baboe vertelde me dat dit kuikentje in de kampong woonde en verdwaald was: "Hoor maar nonnie, zijn moeder roept hem vanachter het huis". Zoiets liefs kwam dus uit dat verboden terrein!
Nu hadden we een omheinde tuin met een stevige muur eromheen. Ik was net vijf jaar geworden en had een schommel gekregen, stevig vastgezet door de kebon. Zo had ik mijn uitkijkpost. Ik kon heel hoog schommelen en dan net over de muur kijken. De spanning steeg, hoger en hoger ging ik. Ik zat tot aan de rand. Wat zou ik daar zien? De desillusie was groot, want ik keek regelrecht in een dicht dak van klapperbomen, pisangs en alleen maar groen. Verder kon ik niets zien. Zou het kuikentje nu weer bij zijn moeder zijn? Ik remde af, niets wijzer geworden over onze achterburen. Een zacht tevreden geklok stelde mij gerust over het lot van het verdwaalde kuikentje.

Ineke Brouwer-Koch