Haagse Herinneringen

In Indië | Louis Couperus en Indië

De oude vrouw, vaag, dacht zich in Buitenzorg, in een groot, wit paleis, tussen bergen aan blauwe hemel, zacht wuivende, als struisveren, klapperbomen.  (de oude mevrouw van Lowe  in  Boeken der kleine zielen).

Op 4 december 1872 voer de familie Couperus op de Prins Hendrik het drie jaar eerder geopende Suezkanaal in, dat smal en ondiep was. De reizigers kregen jakhalzen, pelikanen en ibissen te zien.
Na het rommelige Suezkanaal voer de Prins Hendrik via de Rode Zee naar Point-de-Galles.
Op oudejaarsdag arriveerde de familie in Batavia, waar zij voorlopig hun intrek namen in het befaamde Hôtel des Indes.
De familie betrok een groot huis aan het Koningsplein en omringde zich met dertig bedienden.
Het beviel Louis in Batavia goed: "Ik vond ons huis mooier dan dat in Den Haag, omdat het grooter was en de tuin heel groot was en er bloeiende oleanders waren.[...] ik vond het er prettig, omdat ik een bendie kreeg en een paard."
Hij leerde daar ook zijn nichtje Elisabeth goed kennen, die toen nog niet naar Deli was vertrokken.
 

Dikwijls speelden zij met elkaar. Eens gingen zij in 1873 naar een kinderbal: "Wij bezitten nog onze kinderportretten: zij, een marquisetje van acht jaar, gepoeierd, met een moesje op de wang; ik, als een page en ik herinner mij nog het pakje dat mijn zusters hadden gemaakt; zwart fluweel met gele satijnen crêvé's en ik was erg trotsch op die eerste travestie.
Van de lagere school ging Couperus naar het Gymnasium Willem III. Hij leerde Frans en Duits, terwijl zijn vader hem thuis ook nog Engels bij bracht. En bovendien: "Een groote emotie  op school was het mij, toen ons de mythologie werd geleerd. Om niets wat mij geleerd werd, heb ik zoo een verrukte emotie gekend, als toen Olymp voor mij open ging en ik al die goden zag en godinnen."
Onder invloed van het Indische leven rijpte hij snel. Hij werd er, in het broeierige tropische klimaat, ook in andere zaken ingewijd: "Het leven ging er voor mij open; de jongens, die mij, toen ik aankwam, héel  dom vonden, leerden mij de verborgen dingen en de wijze, nóoit onder de groote mensschen, gezegde woorden [...]."
's Zondags was er muziek op het Waterlooplein. Dan kwamen de rijtuigen van de aanzienlijke families aanrijden. In de Harmonie en Concordia was ook avondmuziek, waar Louis' zusters heen plachten te gaan. Trudy raakte geëngageerd met Gerard Valette, met wie zij in 1877 zou trouwen, nog voor de andere leden van de familie terug naar Holland gingen.
Louis Couperus heeft zijn Indische jeugd hoofdzakelijk als positief ervaren; "Ik vond er mij een meneertje dadelijk, omdat ik witte broeken kreeg, verlakte schoenen droeg des avonds, en meé mocht naar de opera [...]."    

Op een Franse mailboot reisde Louis in de zomer van 1878 met zijn ouders terug naar Nederland: "Aan boord waren alleen groote menschen, en je vondt ze veel minder aardig dan kinderen, dan jongens. Je hadt ook een gevoel of niemand aardig tegen je was, en of mama je niet meer zoo bedierf en liefkoosde als vroeger."  (bron F.Bastet biograaf van Louis Couperus)                                                                                                                                                                        
 
 De tweede reis naar Indië
In 1899 ging Couperus voor de tweede keer naar Indië, samen met zijn nicht Elisabeth met wie hij inmiddels acht jaar getrouwd was. Couperus was 36 jaar en bevond zich in de kracht van zijn leven.

 


Het was een ontspannen vakantiereis, bedoeld om herinneringen op te halen en familiebezoeken af te leggen. In het jaar dat zij op Java doorbrachten, logeerden Louis en Elisabeth onder meer bij Couperus' zuster Trudy, wier man  Gerard Valette, die inmiddels Resident in Pasoeroean geworden was. Couperus voltooide een roman die hij al eerder had opgezet getiteld  Langs lijnen van geleidelijkheid maar (...) hij liet zijn uitgever Veen in Amsterdam weten: "Ook heb ik zeker het plan een Indische roman te schrijven uit de ambtenarenwereld. Mijn zwager, de heer Valette, Rezident van Passoeroean, en die zeer veel van litteratuur houdt en vroeger ook wel eens geschreven heeft, zal mij helpen aan alle gegevens, die ik noodig mocht hebben."  Zonder diens hulp, zo schreef Couperus later, zou hij een  boek als de Stille Kracht  nooit hebben durven schrijven. Zijn zwager gaf hem een inkijkje in de "psyche der hoogere ambtenaren.  Couperus heeft in diverse romans Indische elementen verwerkt maar dit boek bleef, in zijn toch zo omvangrijke oeuvre, de enig echte Indische roman.

Voor de derde keer naar Indië, Couperus' laatste reis
Op zaterdag 1 oktober 1921 ging Louis Couperus in de haven van Amsterdam aan boord van het stoomschip De Prins der Nederlanden . Hij was vergezeld van zijn echtgenote Elisabeth Couperus-Baud; hun gezamenlijke bagage bestond uit ten minste 50 koffers. De reis was in een opdracht van  het weekblad de Haagsche Post  en zou voeren naar Indië, Japan en China. Van de reis naar China moest later worden afgezien wegens onlusten in dat land.
Couperus reisde in de hoedanigheid van `speciale correspondent van de Haagsche Post` met de opdracht zijn wedervaren ten behoeve van het weekblad op schrift te stellen'.
Couperus was pas 58 jaar maar voelde zich moe, oud en uitgeschreven. Elisabeth zag bezwaren maar Couperus wimpelde die weg. De opdracht gaf hem nieuw elan zoals blijkt uit de brief die hij aan zijn vriend en collega Maurits van Wagenvoort schreef: "Spoedig gaan wij het groote Avontuur tegemoet in de richting der Rijzende Zon. Denk eens aan ons als we zitten tussen de aard- en zeebevingen, pest cholera, kersenbloesem en wat dies meer zij."
Indië was voor Couperus, zoals voor tal van Hagenaars van dat moment, een soort land van herkomst. In Den Haag  woonden vele mensen met herinneringen aan Indië; óf ze kwamen er net vandaan óf ze gingen er net wonen óf ze hadden er kinderen, ouders of andere familieleden wonen.
 In Couperus' familie kwamen verschillende hoge bestuursambtenaren voor, zowel aan moeders- als aan vaderszijde.  Couperus was er trots op en in zijn eerste reisbrief voor de Haagsche Post zette hij de lijnen van zijn illuster voorgeslacht direct in de eerste alinea uiteen.

 

Na thuiskomst heeft Couperus, ondanks het feit dat hij in Japan erg ziek werd, in dierbare herinnering teruggekeken op zijn lange reis. Maar hoe goed heeft hij bij aanvang van de reis de situatie ingezien toen hij schreef: "Het schijnt, dat de reis Holland-Indië altijd opgewekter is dan de reis Indië-Holland. Nu zijn de menschen bijna allen jong en nog vol illuzie; dan zijn er velen ziek, nerveus, dikwijls geknakt in gezondheid of verwachting."
Als oogst van deze laatste reis ontstonden de boeken Oostwaarts en Nippon waarin de 41 reisbrieven over zijn ervaringen zijn opgenomen. De boeken zijn postuum verschenen. Couperus heeft nog net de laatste drukproeven kunnen corrigeren vóór hij overleed. Het geplande voorwoord bleef ongeschreven.

"En toen zij zich had gewend, werd zij rechtvaardiger en zag zij eensklaps veel van het mooie van Indië, waardeerde zij de statieuze gratie van een klapperboom, de exquize paradijssmaak van Indische vruchten, de pracht der bloeiende boomen , en had zij, in de binnenlanden, gezien de grootschen adeldom van die natuur, de harmonieën der berggolvingen, de sprokewouden van reuzevarens, de dreigende ravijnen der kraters, de spiegelterassen der liquide sawahs, met het teederen groen der  jonge paddi.  ( Eva Eldersma in De stille kracht)

Zo mooi kan geen van bontgekleurde fotografieën voorziene hedendaagse vakantiefolder een land voortoveren, heimwee oproepen naar een land zonder er ooit geweest te zijn .
                               
                                                                                                                                                                                                                                                                                          Leo W.A. van den Akker
Louis Couperus Museum
Javastraat 17
2585AB Den Haag