Haagse Herinneringen

Scheveningen | Veranderdering in Scheveningen?

Toen ik nog jong was konden we, alleen op Vlaggetjesdag, zonder om te lopen over de loggers klimmen om aan de andere kant van de haven te komen. Je moest wel om je kleren denken, want de loggers staken goed in de verf. De haven rook naar teer. Op Vlaggetjesdag krioelde het van de mensen, want men wilde wel een tochtje op zee meemaken. Als je een familielid, kennis, vriend of familielid had die op een schip voer, kon dat toen nog.



De meeste schepen hadden een zender aan boord en gaven zo de vangst aan elkaar door. Thuis kon men, mits er een Visserijgolf aanwezig was, de gesprekken op de radio volgen. Anders was er bij de sigarenboer op de hoek een 'praairapport' aangeplakt. Deze rapporten hingen ook bij de firma v.d.Toorn of bij de Nautilus. Daarop kon men aflezen hoeveel er gevangen was en wie er naar huis kwam.
Ik heb het geluk gehad, dat ik de vleetvisserij mee heb mogen maken. Dat is verleden tijd. Vele schepen zijn naar de sloop gegaan. Kantoren werden opgedoekt. Gelukkig vonden veel vissers werk aan de wal.

Zelf heb ik nog een tijd op trawlers gevaren. Alle tonnen aan de haven verdwenen, net als de netten, de wagens, etc. Ook de trawlervaart werd op een gegeven moment minder, toen er schepen met een groter motorvermogen op zee kwamen. Er kwamen grote hektrawlers, waar twee ploegen op zaten. Door dit alles ging er een heleboel kunde verloren. Waar je vroeger, op de lichtere schepen, van alle markten thuis moest zijn, leek het werk aan boord later meer op aan de lopende band staan.
Het laatste kantoor van mijn jaren als visser was de Vere Visserij Maatschappij van J.J. Ik wist dat de kans dat ik nog goedgekeurd zou worden klein was en heb met veel pijn in mijn hart de zee de rug toegekeerd. Na een tijdje in de WW vroeg het arbeidsbureau me, of ik mij per direct bij de H.A.B.O. in de Radarstraat wilde melden. Ik was toch wel blij, want je liep met je ziel onder je arm. Ik wist niet goed wat ik nou eigenlijk wilde.

Ik was niet geschoold, had geen enkel diploma. In de bouw hoefde je, in tegenstelling tot de meeste beroepen, niet lichamelijk gekeurd te worden. Zo ben ik in de bouw gerold. 
Toen ik voor het eerst een gesprek op het kantoor had, was mij er niet op gewezen dat ik zelf een schep mee naar het werk moest brengen. Dus daar stond ik op de allereerste dag, zonder schep. Maar er was volop ander werk tot de rondrijdende uitvoerder kwam. Ik heb de situatie uitgelegd en hij kwam nog dezelfde dag met nieuwe schoppen aanzetten. De oudere werknemers zetten grote ogen op: hoe had ik dát voor elkaar gekregen! Zij moesten alles zelf aanschaffen, maar zij hadden ook nooit naar de CAO gekeken.

Ik ben leergierig van aard en wilde alles weten. Na goed een jaar in de bouw was opeens de onderbaas ziek. Wij hebben een goed uur zitten wachten in de keet. Toen kwam de uitvoerder en riep mij naar voren met de mededeling dat ik vanaf dat moment was gepromoveerd tot meewerkend onderbaas, in opdracht van de onderdirecteur. Nou, je begrijpt wel dat er een paar mensen, dat al heel wat jaartjes mee hadden gelopen, zich gepasseerd voelden.
Ik heb er tot op heden geen spijt van dat ik in de bouw ben beland. Ik heb er een vrij leven gehad.

Fred van Duijne