Haagse Herinneringen

Scheveningen | Scheepstypen en vismethoden in 50 jaar

De voor u liggende publicatie bevat verhalen die zijn opgeschreven door oudgedienden uit de visserij. Het gros van de verhalen speelt zich af in de periode na de tweede wereldoorlog, toen er vanuit Scheveningen nog door een grote vloot loggers met de vleet op haring werd gevist. Hierbij past ook een summier overzicht van de ontwikkelingen in de vloot en de visserij in de laatste vijf decennia. De aanzet tot deze ontwikkelingen werd begin jaren vijftig gegeven doordat enkele grote rederijen in Scheveningen om economische redenen uitbreiding wilden geven aan het haringseizoen, dat gewoonlijk van eind mei tot eind december duurde. Hierbij speelde het 'Visserijrapport Tinbergen', geschreven door één van Nederlands grootste economen, professor Jan Tinbergen, een grote rol. Dit rapport bevatte voor Scheveningen als belangrijkste punt vervanging van de ongeveer honderd in bedrijf zijnde (vleet)loggers door vijftig moderne nieuwbouw-zijtrawlers. Tevens werd gepleit voor vervanging van de historisch seizoensgebonden passieve vleetvisserij voor een actieve jaarrond (haring)trawlvisserij.




Verval van de loggervloot
Tussen de jaren dertig en begin jaren vijftig werd er in de Scheveningse loggervloot nauwelijks geïnvesteerd. In deze periode paste men slechts geringe modernisering toe. In 1954 kwam daar door het teruglopen van het economische rendement van de sterk verouderde vloot verandering in. In dat jaar werd een nieuw tijdperk ingeluid door het in de vaart brengen van de voor Scheveningen eerste nieuwbouw-zijtrawler de SCH 54. Dit voor die tijd grote en moderne schip werd speciaal voor de (haring)trawlvisserij uitgerust. Voor nieuwbouw op grote schaal waren er echter onvoldoende financiële middelen voorhanden. Vervanging van de loggervloot bleef dan ook gedurende een aantal jaren beperkt tot één of enkele zijtrawlers per jaar. Om toch uitbreiding aan de visserij in de voor - en nateelt te kunnen geven voerden enkele rederijen voor eigen rekening experimentele projecten in de vleetvisserij uit. De bedoeling hiervan was om ook buiten het eigenlijke seizoen en in andere gebieden dan de gebruikelijke een rendabele visserij te kunnen uitoefenen. Zo probeerde men de vleetvisserij in het Engels Kanaal tot in de winter te verlengen en (in navolging van de Russen) in het vroege voorjaar in de noordelijke Noordzee met de vleet op haring te vissen. Ook ondernam men pogingen om in zeegebieden langs de Schotse noordwestkust en de Ierse noordoost - en zuidoostkust nieuwe haringgebieden te ontginnen. Deze pogingen om met de vleet buiten het haringseizoen te vissen werden echter vanwege teleurstellende resultaten na enkele jaren alweer gestaakt. De loggers waren te klein, hadden een te gering motorvermogen en kregen in die jaargetijden veel te kampen met slecht weer.



Opkomst en neergang van de zijtrawlers
In latere jaren, toen de vleetvisserij al stevig op zijn retour was en er door het beschikbaar stellen van kredieten door de Nationale Investeringsbank steeds meer zijtrawlers in de vloot verschenen, zouden deze gebieden wel succesvol door de pelagische trawlvisserij worden geëxploiteerd. De vleetvisserij zelf zou, nadat een groot aantal rederijen ter ziele was gegaan, pas in 1971 met het uit de vaart nemen van de laatst vissende vleetlogger de SCH 4 uit de Nederlandse zeevisserij verdwijnen. Tegen die tijd was echter ook een groot aantal zijtrawlers alweer uit de vloot verdwenen. Oorzaak hiervan was de verschijning van de hektrawler. Van dit nieuwer en groter type vaartuig kwam het eerste al in 1960 als de nieuwgebouwde KW 15 in de vaart. Enkele jaren later volgde nog een nieuwe ontwikkeling, toen volgende te bouwen generaties hektrawlers met diepvriesinstallaties werden uitgerust.

De huidige vloot



Momenteel bestaat de Scheveningse pelagische vloot, afgezien van de spanvisserij, uit een relatief klein aantal qua omvang enorme vriesfabriekhektrawlers. Deze schepen hebben een visserijcapaciteit en een daaraan gerelateerde vangst die vele malen groter is dan die van de loggervloot uit het verleden. Zij hebben tevens een groot motor -,  invries- en laadvermogen. Verder zijn ze uitgerust met de modernste visopsporingsapparatuur en satellietnavigatie en varen onder Hollandse of buitenlandse vlag. Dit laatste ter ontlasting van de Nederlandse quota en benutting van door het buitenland onbenut gelaten quota. De schepen hebben een grote actieradius en zijn op veel, zo niet alle wereldzeeën inzetbaar. Ze zijn en worden daar ook werkelijk ingezet. De meest recente ontwikkeling is exploitatie van de visserij op horsmakreel door enkele eenheden in de Grote Oceaan ten westen van Chili. De enkele rederijen die deze schepen exploiteren, werken vooral op het gebied van de export nauw samen. Ze hebben buitenlandse vestigingen en bezitten een groot, zo niet het grootste handelsnetwerk voor afzet van diepgevroren pelagische vis over de gehele wereld.

Jaap de Jager