Haagse Herinneringen

Scheveningen | Visserij is loterij



Juli 1956, ik voer op de SCH. 37 'Geertruida Jacoba' van de rederij J.J. van der Toorn ('de bril'). De schipper was Willem de Jong. Het was prachtig weer en we lagen te drijven. Het kerkschip De Hoop lag niet zo ver van ons vandaan.

We hadden die nacht niet zo veel gevangen. De combinatie liep ten einde. Dat wil zeggen dat het jagen dan was afgelopen. Dus elk schip ging voor zichzelf vissen. We hadden een paar kapotte netten, die waren we aan het boeten. Op een gegeven moment kwam de schipper zeggen dat de dominee aan boord kwam voor een korte dienst. Dat gebeurde toen wel meer. De dominee werd aan boord geroeid. Met een sloep met daarin twee roeiers en een man aan het roer.

Toen de dominee aan boord was, maakte hij eerst een praatje met ons. Daarna volgde de dienst en ging de dominee weer van boord. Schipper Willem de Jong toog vervolgens naar de brug om een gat te zoeken, want het was schotterstijd. Hij wilde de schroef op z'n vooruit zetten, maar hoe we ook draaiden - we hadden namelijk een verstelbare schroef (de bladen waren verstelbaar) - het ging niet.
Dus daar lagen we dan. Vleugellam en we konden alleen maar achteruit. De schipper besloot een gesprek aan te vragen met de baas via Scheveningen Radio. Toen kwam Nico de Jong aan de lijn. Hij vroeg aan mij of ik wel genoeg vet in het spul gedraaid had. Nee, daar lag het niet aan, antwoordde ik. Nico de Jong, de baas van de walmonteurs, wist ook geen oplossing. Aan een schroef kan je op zee niets doen, daar moet het schip de helling voor op. Aan boord gingen al stemmen op dat er, als de dominee aan boord geweest was, meestal wat was.


Het was gelukkig prachtig weer en achteruit konden we nog. Zo goed en zo kwaad als het ging kregen we de vleet toch overboord. Die nacht vingen we niet veel, een paar kantjes. Dat was het laatste schot van de combinatie en we konden dus op ons zelf gaan vissen. De hele vloot stoomde weg, die gingen allemaal een mijl of 25 Noord aan. Daar was wat gevangen. Wij waren aan een genade van een ander overgeleverd, en die kwam gelukkig van het jacht de SCH 249 'Vigilanter'. Schipper Cor den Heijer kwam ons slepen naar de plek waar zij die nacht wat gevangen hadden. Na een paar uur slepen was het inmiddels een uur of vijf in de middag geworden. We waren nog niet op de plaats van bestemming. Dus Cor zei tegen Willem, 'ik gooi jullie nu los, anders halen wij het ook niet'. Dat was ook zo.
Zo lagen wij dan weer moederziel alleen, de zee was leeg om ons heen. Heel voorzichtig gooiden we onze netten uit, want we moesten uitkijken dat er niets vastliep om nog meer ongelukken te voorkomen. Maar gelukkig liep alles gesmeerd.

Zo lagen we weer rustig aan het vleetje. Toen het donker werd, was er geen vuurtje te zien. Om 1 uur die nacht namen we een bak koffie en zijn we gaan halen. Er zat een aardig visje in, 80 kantjes uit de halve vleet. Die kaakten we eerst. De stemming aan boord was een stuk beter. Maar de schipper had zo zijn eigen zorgen, want we hadden niet veel zout meer. Met combineren moest je steeds zout en lege tonnen aan elkaar overgeven, zodoende.

Na het eten haalden we die anderhalve vleet in en daar kwamen nog eens honderd kantjes uit. We hadden die nacht ruim tien last gevangen, dat was dus een beste trek.
Ondertussen had de schipper zijn maten op de andere schepen aangesproken door de zender voor zout, maar daar gaven ze niet veel antwoord op. Of ze maakten zich er met een smoesje vanaf. Van je vrienden moet je het maar hebben, maar gelukkig bood de SCH. 190, de voormalige SCH. 280, uitkomst en kwam ons 25 ton zout brengen. Nu konden we de andere haring dus ook verwerken.
Intussen wemelde het weer van de loggers om ons heen, want de hele vloot had verderop geen kop gevangen.

De SCH. 5 Jan van der Toorn was de laatste jager die naar huis ging. Die heeft ons toen op sleeptouw genomen. Op een eind reeptouw sleepte hij ons zo´n 200 mijl. Gelukkig bleef het goed weer. In plaats van een misse reis is deze toch nog best afgelopen.
Toen het schip gelost was, trokken ze het schip op de helling en ben ik gaan kijken wat er mis was. Jaap van der Plas en Hein van der Harst waren al bezig met de schroef. Toen ze de dop er af haalden, spoot het vet en olie eruit, daar heeft het dus niet aan gelegen. De oorzaak was een losgewerkte moer, alles was tussen het mechanisme van de schroef gaan zitten, dus zat het zaakje knel.
Al met al zijn we er die reis toch nog goed vanaf gekomen, ondanks de pech.

 

Nico de Jager