Haagse Herinneringen

Getuige, op afstand | Hoe mijn geheugen mij bedroog

De oorlog door de ogen van een jongen
Ik raakte betrokken bij de verhalentafel over het 'Vergissingsbombardement' van 3 maart 1945 omdat ik er vanaf mijn jeugd van overtuigd was dat ik daar, weliswaar op afstand, getuige van was geweest. Tijdens de gesprekken aan de tafel bleek echter al snel dat dit niet juist was.
Laat ik mij even voorstellen. Mijn naam is Hans Nieuwenhuis, geboren in 1933 in het Benoordenhout, Van Hoytemastraat nr. 51. Vader had sinds 1930 een fotowinkel op nr. 53. Het begin van de Tweede Wereldoorlog kan ik mij nog goed herinneren: overvliegende vliegtuigen, witte parachutes in de lucht boven de stad en het geknal van het luchtafweergeschut. De ruim zes jaar oude jongen die ik was vond dat alles alleen maar spannend.

 
Fotoatelier Hans Nieuwenhuis, fotograaf H.Nieuwenhuis


Dat het Benoordenhout in latere jaren een spergebied zou worden, de 'Vesting Clingendaal', kan geen rol hebben gespeeld bij de beslissing van mijn ouders om in augustus 1940 te verhuizen naar Wassenaar. De aanleg van de Atlantikwall was toen nog niet aan de orde.In Wassenaar gingen de eerste jaren van de oorlog aan ons kinderen eigenlijk probleemloos voorbij. We gingen naar school, speelden op straat en vermaakten ons in de grote tuin en in de vlakbij gelegen braakliggende bouwterreinen met eikenhakhoutbosjes.

Allengs echter werden we geconfronteerd met de Duitse bezetters. Direct over de Zanderijwetering, achter ons huis, kwam een hoofdkwartier van, ik meen, de Grüne Polizei, ondergebracht in de daar gelegen grote villa's en herenhuizen. Als jongens konden we daar vrij naar binnen lopen. We deden er allerlei klusjes, zoals het aanvegen van de stallen en gras maaien. In ruil daarvoor kregen we vaak brood. De gewone soldaten vonden het best. Officieren daarentegen wilden je nog wel eens wegjagen.
De toegang tot dit spergebied moest beveiligd worden. In onze tuin op de kruising van de Prinsenweg en de Burchtlaan werden loopgraven aangelegd en op de hoek een kazemat. Voor ons een spannende belevenis, soldaatje spelen in een echte loopgraaf.

We kregen naarmate de oorlog vorderde te maken met felle luchtgevechten. De Engelse Spitfires kregen steeds meer de overhand, zozeer zelfs dat elke Duitse wagen het doelwit werd van de Engelse jachtvliegers. Vanuit ons huis heb ik meerdere malen beschietingen van nabij kunnen volgen. Ik realiseerde me niet dat hierbij mensen het leven verloren. Als jongens vonden we het prachtig.
Van vader hoorden we wel eens wat over in Den Haag gevallen bommen. Maar veel werd hierover aan de kinderen niet verteld. We zagen natuurlijk wel regelmatig vliegtuigen overkomen, hoorden de inslagen en zagen grote rookwolken boven Den Haag. Vanaf een balkon op de tweede etage konden we dat goed zien.

De zaak van vader draaide in de oorlogsjaren gewoon door. De donkere kamers en andere faciliteiten voor het ontwikkelen van films en het afdrukken en vergroten van foto's waren in het pand gevestigd.
Vader had nog een zaak aan de Kneuterdijk, waarin nu een herenmodezaak zit. Het fotowerk daarvan werd in de Van Hoytemastraat afgehandeld. Ook werkte vader voor de bezetter. Onder andere werden er veel fotokopieën gemaakt. Veel later heeft vader verteld hoe dat in zijn werk ging. Het waren vaak geheime stukken over de aanleg van de Atlantikwall, bunkerbouw en dergelijke, maar ook plattegronden van afschietlocaties van de V1 en V2 in Den Haag en omgeving. Fotokopieën maken was in die tijd een fotografisch gebeuren dat zich in de donkere kamer afspeelde. Vader moest dit werk zelf doen, terwijl er een Duitser toezicht hield. Elke afdruk moest verantwoord worden, zelfs mislukkingen werden geteld. Ondanks dat zag vader kans om extra afdrukken te maken, die via een contact bij de ondergrondse het land werden uitgesmokkeld.


 


In de vakanties ging ik regelmatig mee om te helpen met de werkzaamheden. We gingen, voor zover ik mij kan herinneren, altijd met de gele tram. Bij het Willem Witsenplein stopte die voor degenen die hun werk in het spergebied hadden. Daarvoor was een Ausweis nodig, voor kinderen zelfs een kinder-Ausweis. Als de tram het spergebied binnenreed moesten de deuren dicht, ook als het bloedheet was. In de tram was altijd een bewaker aanwezig. Vanaf augustus 1944 moest de tram omrijden i.v.m. de aanleg van de tankgracht dwars door de trambaan.

In diezelfde tijd werden er op de Horsten V2's aangevoerd en opgeslagen en vonden er regelmatig transporten van verplaatsbare afvuuropstellingen plaats over de Rijksstraatweg. Met vriendjes slopen we dan door parken en bosschages om dat gade te slaan. Nu besef ik dat het behoorlijk link was. Op het terrein voor het huidige stadhuis van Wassenaar werden ook V2's gelanceerd. Dit terrein lag hemelsbreed misschien 400 meter achter ons huis. Als wij de motor met veel gebrul hoorden aanslaan, renden mijn broertje en ik naar boven om vanaf het balkon zo'n sigaar boven de boomtoppen uit te zien komen. Was de raket boven het huis uit het zicht verdwenen, dan renden we naar de voorkant van het huis en zagen de V2 door het zolderraam verdwijnen of neerstorten. Bij één lancering nam hij een boomtop mee, wat er uiteindelijk toe leidde dat hij neerstortte.

Hongerwinter
Eind 1944 waren de leefomstandigheden beduidend moeilijker geworden. De scholen werden gesloten en vader en ik gingen op de fiets de boer op om aan eten te komen. Als fotograaf beschikte hij nog over films. Met fototoestel en statief werden bij boeren foto's gemaakt van de familie, de opstallen en de beesten, in ruil voor etenswaren. Dit was een succesformule. Bovendien had elke boerin medelijden met het broodmager elfjarig jongetje dat ik was en kreeg ik bij aankomst direct een dikbelegde boterham.
Eén hongertocht herinner ik mij nog precies. We hadden in de polder bij Zoeterwoude flink wat eten opgehaald bij boeren waar vader foto's had gemaakt. Op de terugweg naar Wassenaar moesten we over de steile ophaalbrug over het Rijn-Schiekanaal. Op de knik in het brugdek kantelde mijn fiets achterover en een zak met aardappelen viel van de bagagedrager. De aardappelen rolden over straat. Omstanders, zelfs soldaten, begonnen aardappelen te rapen. Je zou verwachten dat we die kwijt waren, maar nee, ze werden keurig in de zak teruggedaan. Ik kreeg hulp om de zak weer op de fiets te sjorren en men hielp mij letterlijk de brug over.

Vandaar was het nog circa tien kilometer naar ons huis in Wassenaar. In Voorschoten, bij de spoorovergang, werd iedereen tegengehouden. De omgeving van de spoorbaan was afgezet, want er zou een militair transport voorbijkomen waarop gewacht moest worden. Omdat het al laat in de middag was en je voor spertijd binnen moest zijn, deelden de Duitsers pasjes uit, zodat we na spertijd verder konden. Later die avond waren we eindelijk thuis. Moeder zat met de drie andere kinderen om de gedekte tafel met daarop het Zweedse wittebrood en de margarine en wachtte op onze thuiskomst. Je kunt je voorstellen dat ze behoorlijk in de piepzak hebben gezeten toen het almaar later werd. Dat brood met margarine smaakte als gebak. Ik kan het bij wijze van spreken nog steeds proeven.

 


 
Voedseldropping, fotograaf H. Nieuwenhuis


Mijn vergissing
Op een dag in maart 1945, vader was thuis, hoorden we inslagen van bommen en de lucht boven Den Haag kleurde zwart. Vader vreesde meteen dat het spergebied Clingendaal het doelwit was. Er bevonden zich daar immers complexen van de Duitse bezetter. Hij maakte zich zorgen over zijn moeder, die boven de zaak aan de Van Hoytemastraat woonde. Samen zijn we op de fiets naar Den Haag gegaan, waar we op het pleintje in de Van Hoytemastraat een ravage aantroffen. Niet alleen de buitenzijde van de panden 51-53-55 was zwaar beschadigd, ook in het huis was het een puinhoop: alle ruiten eruit en overal inslagen van bomscherven. Als mijn grootmoeder in haar huiskamer was geweest, had ze het zeker niet overleefd.

Vader vermoedde dat oma op bezoek was bij haar oudste zoon, die met vrouw en zoon aan de Schenkkade woonde. Dus gingen we daarheen om te kijken of oma er was. We troffen echter niemand thuis. Daar het geen zin had om wildweg aan het zoeken te gaan zijn we teruggefietst naar Wassenaar. Later bleek dat oma en oom met zijn gezin op bezoek waren geweest bij kennissen in Voorburg.
Dat de bommen in de Van Hoytemastraat niet tijdens het bombardement op het Bezuidenhout op 3 maart naar beneden waren gekomen, zoals ik altijd heb gedacht, maar twee dagen eerder, op donderdag 1 maart, werd duidelijk tijdens de gesprekken aan de verhalentafel. Ik realiseerde mij toen ook waarom ik mij niets kon herinneren van ingestorte en brandende huizen tijdens onze fietstocht naar de Schenkkade: het bombardement moest immers nog plaatsvinden. Zo kan je geheugen je dus bedriegen.

Hans Nieuwenhuis