Haagse Herinneringen

Het bombardement | Leren we het dan nooit?

De voortekenen
In de week voor het bombardement op het Bezuidenhout op 3 maart 1945 was het al steeds onrustig boven de wijk. Een stuk of vier Engelse vliegtuigen strooiden dagelijks bommen rond. Ik herinner mij dat ze vielen in de Mariastraat, Johan Maetsuykerstraat, het  Malieveld en op de hoek Theresiastraat / Joh. Camphuysstraat. Die laatste kwam net naast het gebouw van Engelbert terecht, waar volgens zeggen onderdelen voor de V1 lagen opgeslagen. Ik woonde samen met mijn vader in een dubbel bovenhuis in de Agnesstraat en wilde als nieuwsgierig kind van vijftien jaar overal met mijn neus bovenop staan. Al die kapotte huizen waren interessant en voor mij nog niet zo bedreigend. Maar toen ik op het Malieveld een rijtje doden had zien liggen, werd ik bang. Ik wilde niet meer alleen thuisblijven.
Iedere dag moest er een pannetje eten gehaald worden bij de gaarkeuken, die naast de brandweerpost op de hoek van de Theresiastraat en de Louise Henriëttestraat lag. Op het moment dat ik daar binnen was, viel er een bom in de drogisterij van Abrahamse, tegenover de brandweerpost. De glasscherven vlogen om mijn oren!
De andere dag, toen ik met mijn vader op de Koningin Emmakade liep, zagen we de vliegtuigen weer boven het Bezuidenhout bombarderen. Er bleef één bom aan de machine hangen, om even later met vliegende vaart onze richting uit te komen. Hij viel in een van de zijstraten van de Elandstraat. Het leek wel of de bommen me achtervolgden. Maar het ergste moest nog komen.

 
Louise Henriëttestraat, H.B. Olierook


3 maart 1945
Net voor het hierboven beschreven bombardement had ik het wittebrood opgehaald dat het Zweedse Rode Kruis ons gestuurd had om onze honger te lenigen. De dag ervoor had ik bij de groenteboer wat suikerbieten bemachtigd. Daarvoor had ik uren in de rij gestaan. Het volgende probleem was koken. Er waren gasloze uren. Een klein pannetje kon je in de haard zetten, als je de tanden eruit haalde. Een wat grotere pan paste er niet in. Mijn benedenburen, drie onderwijzeressen, hadden de bieten voor mij gekookt. Ik had ze net opgehaald en liep halverwege de trap naar boven, toen de hel losbarstte. Een reuzedreun en alles was donker. Ik dacht dat ik onder het puin lag. Maar het bleken stof en gruis te zijn, die de lucht verduisterden. Ik riep: "Pa waar ben je?", waarop het nuchtere antwoord kwam: "Dat weet ik niet, want ik zie niks". Toen het stof opgetrokken was bleken alle ramen gesneuveld. De tussendeuren waren weggeblazen en de voordeur lag aan splinters.
Voor ons huis stond de Huishoudschool voor meisjes. Tegen de eikenhouten deuren stonden een oude man en een jongen te schuilen. Een bom viel net in de school. De jongen, die tegen de deur was blijven staan, werd met deur en al naar buiten geblazen. Hij kreeg een brok van de schoorsteen op zijn benen. Onmiddellijk kwamen er twee mannen van de Luchtbeschermingsdienst om hem te helpen. De oude man was twee stappen naar voren gelopen om naar de vliegtuigen te kijken. Hij is onder het puin terechtgekomen. Die twee stappen beslisten over leven en dood!
Daarna dachten we snel uit het gebied te vluchten. We liepen door de Jacob Mosselstraat naar de Schenkkade. Ter hoogte van de Van der Parrastraat werden we een huis ingetrokken.
Het regende van alles: granaten, stenen… Gelukkig bleven we ongedeerd, op een paar schrammetjes na.

 
LLiduinakerk, H.B. Olierook


Op de Schenkkade kwamen we een man tegen wiens schouder was weggeslagen. Hij liep wezenloos door. Voor en op de stoep van de Liduinakerk lag het bezaaid met doden. Wat me het meest is bijgebleven is een oma op haar knieën achter een kinderwagen, waar ze de resten van twee kindertjes bij elkaar aan het zoeken was. Ook lag er alleen een hoofd met blonde haren. Er was een melkboer die op zijn kop tegen zijn karretje stond. Mijn vader hield mijn handen vast en zei: "Kijk maar naar boven". Maar hoe kun je naar boven kijken als je over lijken, puin en gaten in de weg moet stappen! Zo'n inferno hoop ik nooit meer mee te maken. Twee stappen verder schuifelde een oude dame aan de arm van haar dochter voetje voor voetje verder. Mijn vader zei: "Geef die mevrouw maar een arm". Dat was op dat moment, in die omstandigheden, iets te veel gevraagd.
De misère was nog niet afgelopen. Dezelfde avond viel er nog een mislukte V1 in de Schiestraat. Zes brandweerlieden en een aantal Bezuidenhouters kwamen hierbij om.

Onderdak zoeken
Alles wat ons restte waren de kleren die we aan hadden. En oh ja, ons Zweedse wittebrood.
Toen we laat die middag naar ons huis terug wilden, konden we de buurt niet meer in komen. De wijk stond in lichterlaaie, er was een verstikkende hitte. Dagen later hebben we nog eens gekeken of er toch nog iets van onze bezittingen was overgebleven. Helaas. Ergens aan een muur hing ons gasfornuis, geblakerd en wel. Ik herinner me dat er ergens wat kolen lagen, die op wonderbaarlijke wijze buiten de vuurzee waren gebleven. In deze hel waren geen kolen nodig om het vuur brandend te houden. Wij hadden dus geen handkar nodig! Maar wel onderdak.
Mijn zuster, die in de Obrechtstraat woonde, was met haar gezin naar Overijssel gevlucht vanwege de honger. We zijn zolang in haar huis getrokken. Overleggen konden we dat niet, want het was niet mogelijk contact met elkaar te hebben. Pas na de oorlog konden ze terugkeren en dus was het tijd voor ons om een ander onderkomen te zoeken. We ontmoetten een man wiens vrouw was overleden. Hij wilde bij een vriendin intrekken, maar zijn huis in de Dibbetstraat nog niet opdoeken. Wij konden dat voor onbepaalde tijd huren.
Een probleem was dat ik iedere dag naar school in de Van.der Parrastraat moest. Trams reden maar een paar uur per dag. Ik kon wel met de tram naar school, maar terug naar huis was lastiger. Af en toe sprongen we achter op een paard en wagen, maar meestal werd het de benenwagen. Na maanden vechten voor een huis kregen we er eindelijk een toegewezen in de Weissenbruchstraat in het Benoordenhout, het voormalige spergebied.

Mijn vader en stiefmoeder, die vlak voor het bombardement gescheiden waren, gingen weer bij elkaar wonen. Het gerechtshof was bij het bombardement getroffen. De scheidingspapieren waren verbrand en het vonnis was nog niet ingeschreven. Aangezien er niets meer te verdelen viel, leek dit de beste oplossing. Alleen niet voor mij! Het enige voordeel was dat ik niet zo ver meer naar school hoefde te lopen. In de winter van '43-'44 zijn we niet naar school geweest omdat er geen verwarming was. In '44-'45 kwam daar nog een hevige honger bij. Mijn laatste jaar ULO was er een van hard werken om alle verloren tijd in te halen. We zijn veel kwijtgeraakt. Foto's van vroeger heb ik niet meer. Maar we hebben alles overleefd en dat kunnen heel wat Bezuidenhouters helaas niet zeggen.

Oorlog is iets gruwelijks. Helaas kunnen we er met zijn allen nog steeds geen eind aan maken. Geld, macht en de verschillende godsdiensten zijn nog steeds redenen om oorlog te voeren. Leren we het dan nooit?

Loes van der Werff-van Boxmeer


Wensen van Bezuidenhouters aan Sinterklaas, eind jaren zestig. (Loes van der Werff-van Boxmeer)