Haagse Herinneringen

Net op tijd vertrokken | Gered door mijn grootvader

Twee onderduikers
Mijn vader en ik waren begin 1945 beiden in de leeftijd dat we ons moesten melden voor de verplichte dwangarbeid in Duitsland. Ik was achttien. Twee onderduikers op hetzelfde adres was onverstandig.
Daarom werd, gedurende de hongerwinter,  tot en met TWEE maart 1945 (!) de Joh. Camphuysstraat, het adres van mijn grootvader, Gerrit Moen Sr, mijn onderduikadres.
Mijn vader is opgepakt, maar ook voor mij was het niet veilig. In het Bezuidenhout waren razzia's en zelfs executies op straat, o.a. op de Laan van NO-Indië. In de Joh. Camphuysstraat zelf zijn ook verschillende razzia's gehouden. Via luidsprekers werden mannen van bepaalde leeftijdsgroepen opgeroepen zich voor hun deur op te stellen, waarna bij de overige huizen huiszoeking plaatsvond.
Tot tweemaal toe ben ik ternauwernood aan ontdekking ontsnapt. Eenmaal lag mijn grootvader zogenaamd ziek in bed, waarop een ruim gevulde veren matras. Daaronder, maar enigszins schuin naast hem, lag ik. De tweede maal ben ik via een luikje in een kleine ruimte gekropen tussen de WC op onze etage en die daarboven. Beide keren liepen er Duitse soldaten door het huis, maar mijn grootvader leidde hen af en het geluk was met mij.


  Laan van N.O. Indië, H.B. Olierook


Net op tijd
Intussen vond hij het voor mij te gevaarlijk worden en op zijn advies zijn we vertrokken naar een adres aan de Valkenboskade.
Verkleed als oudere man met lange jas en hoed op ben ik met hem en mijn grootmoeder op de avond van 2 maart 1945 op de Valkenboskade aangekomen. Mijn grootvader is echter de volgende ochtend teruggegaan naar de Joh. Camphuysstraat om het een en ander op te halen en  is onderweg in de buurt van  de Princesseschouwburg,  tijdens het bombardement dat toen plaatsvond,  dodelijk getroffen.
Van het huis in de Johannes Camphuysstraat, dat ik net op tijd had verlaten, bleek later niets meer over te zijn. Er stond geen steen meer op de andere en door de brand waren alle bezittingen volkomen verdwenen.

Slechte afwikkeling
Ik ben dus de dans ontsprongen, maar naast het zware verlies van haar echtgenoot was ook de afwikkeling van al dat leed voor mijn grootmoeder wel heel magertjes. Van enige schadevergoeding voor al het materiële verlies, prachtig antiek interieur, erfstukken uit beider families, was geen sprake.
Het huis was geen eigendom, maar ook overigens werd er niets vergoed en ook een eventuele uitkering uit een fonds voor oorlogsslachtoffers heeft zij nooit mogen ontvangen. Mijn grootmoeder kreeg wekelijks slechts een zo geringe ondersteuning dat zij volkomen afhankelijk was van mijn ouders en daarom voor de rest van haar leven bij hen in heeft gewoond.

Gerrit Moen
 

  Het Vaderland, 7 maart 1945